Direct naar content gaan

Samenvatting

Indien een vennootschap verschillende soorten aandelen heeft, heeft de belastingplichtige volgens artikel 4.7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) ook een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect voor ten minste 5% van het geplaatste kapitaal van een soort aandelen aandeelhouder is. De vraag is wanneer er sprake is van meerdere soorten aandelen.
Een BV kent aandelen A en aandelen B, waarvan de nominale waarde respectievelijk fl. 1 en fl. 0,25 is. Zij zijn in 1999 uitgegeven voor fl. 5, waardoor per aandeel A fl. 4 agio is geboekt en per aandeel B fl. 4,75. Van de aandelen A heeft een belastingplichtige 5,2% verworven en van de aandelen B 3,25%. Van de aandelen A en B samen bezat hij minder dan 5%. Bij verkoop van de aandelen A wordt door de belastingplichtige een forse koerswinst gemaakt.
De inspecteur beschouwt de aandelen A en B als aandelen van een verschillende soort.
Het Hof heeft de inspecteur, anders dan de Rechtbank, geen gelijk gegeven. Het heeft geoordeeld dat de aandelen A en B die slechts een niet-vermogensrechtelijk verschil bevatten, te weten een verschil in stemrecht bij gelijke rechten op de winstreserves van de BV, één soort aandelen vormden.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen deze uitspraak cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad acht sprake van verschillende soorten aandelen niet alleen indien sprake is van een bijzondere gerechtigdheid tot een vermogensbestanddeel of een reserve van de vennootschap (zoals het geval is bij letteraandelen met een eigen dividendreserve), maar ook indien tussen verschillende soorten aandelen uitsluitend een verschil bestaat met betrekking tot de besluitvorming omtrent uitkeringen van winst of vermogen van de vennootschap. Laatstgenoemd verschil is niet van dezelfde orde als de in artikel 4.7, lid 2, van de Wet IB 2001 bedoelde verschillen.
De in de aandelen A en B belichaamde rechten verschillen in casu wat betreft het stemrecht over de vaststelling of uitbetaling van dividenden en over andere kwesties die de vermogenspositie van de vennootschap rechtstreeks raken. De aandelen A en B kunnen derhalve niet worden aangemerkt als aandelen van dezelfde soort in vorenvermelde zin.
Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van het Hof onjuist is. De zaak is verwezen. Anders A-G Van Ballegooijen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
16 december 2011
Rolnummer
10.00158
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BN7252
ECLI:NL:PHR:2011:BN7252
bwbr0011353&artikel=4.7,bwbr0011353&artikel=4.7&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina