Direct naar content gaan

Samenvatting

Er bestaat een in deze uitspraak uitvoerig beschreven constructie om zeer luxe jachten op basis van een huurcontract via Nederland te importeren om deze, nadat uitsluitend OB verschuldigd is geworden over de huursom, OB-vrij door te laten varen naar een ander EU-land. Van die constructie zijn de Douane en de Fiod in 1998 volledig op de hoogte geraakt. In de jaren 2000 tot en met 2003 is voor rekening van een in Guernsey gevestigde Ltd in Nederland een zeewaardig jacht gebouwd voor een prijs van rond 26 miljoen euro.
In december 2003 is het jacht op volle zee aan de Ltd geleverd. Vervolgens is het verhuurd aan een in Aruba gevestigd lichaam dat het vervolgens heeft doorverhuurd aan een in Nederland gevestigde ondernemer (X) die ten slotte het jacht heeft verhuurd aan de uiteindelijke gebruiker, de in Engeland wonende enig aandeelhouder van de Ltd. Deze laatste heeft het schip op volle zee in gebruik gekregen en het schip naar Nederland laten varen.
X heeft de aangifte van invoer gedaan en met toepassing van artikel 23 OB de verleggingsregeling toegepast.
Omdat het Hof de enig aandeelhouder van de Ltd al ten tijde van de invoer als feitelijk gebruiker aanmerkt en dat toepassing van de verleggingsregeling onmogelijk maakt, handhaaft het Hof de uitnodiging tot betaling tot naheffing van OB over de kostprijs van het jacht. Omdat X weet dat de douane er alles aan doet om de constructie te bestrijden kan hoe dan ook van toepassing van het vertrouwensbeginsel geen sprake zijn, aldus het Hof.
X heeft tegen dit oordeel cassatieberoep ingesteld. Met succes, want de Hoge Raad verklaart dit gegrond en vernietigt de uitnodiging tot betaling.
Hoge Raad:
‘Uit de feitelijke uitgangspunten volgt dat X ten tijde van het verrichten van de invoer het jacht tegen vergoeding verhuurde en het jacht ook na de invoer voor dit bedrijfsdoeleind is blijven gebruiken. Verder volgt daaruit dat X de ter zake van het jacht bij invoer verschuldigde omzetbelasting op aangifte heeft willen voldoen en ook heeft voldaan. X heeft deze omzetbelasting immers in haar aangifte voor de omzetbelasting als verschuldigde belasting vermeld. Aldus heeft X niet in strijd met het bepaalde in artikel 23 Wet OB gehandeld.’
Anders A-G Van Hilten.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2006
Instantie
HR
Datum instantie
4 oktober 2013
Rolnummer
11.03207
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:781
bwbid=bwbr0&artikel=22,23&g=2013-01-01,bwbr0002629&artikel=23&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina