Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(2)
  • Jurisprudentie(32)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Tweede geding in cassatie na verwijzing Hoge Raad 8 juni 2012, nr. 11/02591.
Een man is als bestuurder aansprakelijk gesteld voor van A BV nageheven en niet betaalde loonbelasting en omzetbelasting. Hof Arnhem oordeelde dat de man aansprakelijk is voor de invorderingsrente en de invorderingskosten, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment dat de aangiften hadden moeten worden gedaan en betaald, A BV niet over voldoende financiële middelen beschikte. De Hoge Raad oordeelde dat op de Ontvanger de stelplicht, en bij gemotiveerde betwisting, de bewijslast rust ten aanzien van feiten en omstandigheden die (kunnen) meebrengen dat het belopen van de invorderingsrente en de invorderingskosten aan de aansprakelijke is te wijten. Verwijzingshof Den Bosch oordeelde dat de Ontvanger heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast en dat de handelwijze van de man meebrengt dat het belopen van de invorderingskosten en de invorderingsrente aan hem is te wijten.
In deze tweede cassatiezaak wordt de zaak wederom verwezen. Het verwijzingshof is ten onrechte niet ingegaan op de vraag of het niet betalen van de naheffingsaanslagen aan andere omstandigheden kan zijn te wijten dan aan het handelen of nalaten van de man, zoals in het bijzonder liquiditeitsproblemen die niet aan de man zijn te wijten.
Met andere woorden: het Hof heeft ten onrechte de liquiditeitspositie van de BV ten tijde van de naheffingsaanslagen niet van belang geacht bij de beoordeling van de vraag of de man aansprakelijk kan worden gesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
12 juli 2013
Rolnummer
13/01159
ECLI
ECLI:NL:HR:2013:23
32,36&g=2013-01-01,bwbid=bwbr0&artikel=28

Naar de bovenkant van de pagina