Aansprakelijkstelling van een echtgenote die zich borg had gesteld voor ondernemingschuld van haar man aftrekbaar als resultaat uit overige werkzaamheden
undefined, 1 augustus 2011
Samenvatting
In dit geval heeft een echtgenote zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor bankschulden die hoofdzakelijk dienden voor de financiering van de onderneming van haar man. Kort gezegd, eindigt het ondernemerschap van de man in een faillissement. Dat leidt tot aansprakelijkstelling van de vrouw door de bank. De Rechtbank oordeelt dat de vrouw zich in feite borg gesteld heeft voor de bankschuld van de man. Zij laat het bedrag van 109.287 euro, dat de bank door middel van de verkoop van haar woning als aflossing op de vordering op de onderneming van de man heeft geïncasseerd, als negatief resultaat uit overige werkzaamheden in Box 1 in aftrek toe.BRON
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht, belastingkamer
procedurenummer: AWB 09/885
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 augustus 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde [gemachtigde],
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer].H56) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.691.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 maart 2009 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 13 april 2009, ontvangen bij de rechtbank op 15 april 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2011 te Leeuwarden. Eiseres is daar verschenen bij haar gemachtigde, bijgestaan door [bijstand 1]. Namens verweerder is verschenen diens gemachtigde, bijgestaan door [bijstand 2]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht.
Motivering
Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
1.1 Eiseres is geboren op [geboortedatum] en getrouwd met [echtgenoot], geboren op [geboortedatum].
1.2 Op 15 januari 1976 zijn eiseres en haar (toen nog aanstaande) echtgenoot huwelijkse voorwaarden met een jaarlijks verrekenbeding overeengekomen.
1.3 In een schuldbekentenis met dagtekening 1 april 1999 verklaren eiseres en haar echtgenoot dat zij op die dag van de [bank] een geldlening hebben ontvangen van ƒ 440.000 (€ 199.663,29) en dat zij dat bedrag hoofdelijk schuldig zijn.
1.4 Bij akte van 1 april 1999 vestigt eiseres ten behoeve van [de bank] het recht van hypotheek op het tot haar vermogen behorende woonhuis met garage, erf, grond en verdere aan- en toebehoren, plaatselijk bekend [gemeente], kadastraal bekend gemeente [gemeente], sectie B, nummer [nummer], groot [omvang].
Deze akte luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"Hypotheekverlening
De comparante onder A genoemd verklaarde ter uitvoering van voormelde overeenkomst aan de bank hypotheek te verlenen tot het hierna te noemen bedrag op het hierna te noemen onderpand, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank blijkens haar administratie van haar en haar genoemde echtgenoot, zowel van hen tezamen als van ieder van hen afzonderlijk, voor zover in deze akte niet anders aangeduid, hierna te noemen: debiteur, te vorderen heeft of mocht hebben,uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant,tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, danwel uit welken andere hoofde ook.
[…]
Hypotheekbedrag
De comparante onder A genoemd verklaarde dat vermelde hypotheek is verleend tot een bedrag van vierhonderd veertig duizend gulden (f.440.000,00), te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten te zamen worden begroot op een bedrag van eenhonderd vier en vijftig duizend gulden (f.154.000,00), derhalve tot een totaalbedrag van vijfhonderd vier en negentig duizend gulden (f.594.000,00), […]."
1.5 In september 1999 is ƒ 100.000 (€ 45.378) afgelost op de onder 1.3 genoemde lening.
1.6 In 2001 start de echtgenoot van eiseres een onderneming gericht op de handel in meubelen.
1.7 In 2001 wordt door de echtgenoot van eiseres een lening van € 45.000 afgesloten met als zekerheid de vestiging van een tweede hypotheek op de woning van eiseres. De al bestaande zekerheden alsmede de verpanding van voorraad en inventaris dienen ook tot zekerheid voor deze lening.
1.8 Op 20 februari 2002 wordt door de echtgenoot van eiseres bij de [bank] een lening van € 160.000 afgesloten. Hiervan is € 42.740 gebruikt om de lening uit 2001 af te lossen en € 57.500 om de rekening-courantschuld bij de bank te vereffenen. De rest wordt gebruikt ter financiering van de onderneming(en) van de echtgenoot van eiseres. De hiervoor genoemde, al bestaande zekerheden strekken ook tot zekerheid van deze lening.
1.9 Per 1 april 2002 huurt de echtgenoot van eiseres een pand in [plaats] voor een periode van vijf jaar. De gemeente [plaats] verleent echter geen vergunning voor detailhandelsactiviteiten in en vanuit dit pand. Om deze reden heeft de echtgenoot van eiseres eind november 2002 geprobeerd het huurcontract van voormeld pand buitengerechtelijk te ontbinden. Hij is hierin niet geslaagd.
1.10 Op 30 juli 2003 wordt door de echtgenoot van eiseres en eiseres een lening, ditmaal van € 119.000, bij de [bank] afgesloten. Van dit bedrag wordt € 69.640 gebruikt om de lening uit 2002 af te lossen. Het resterende bedrag van € 49.360 dient te worden aangewend ter voldoening van de opgelopen huurachterstand van de onderneming van de echtgenoot van eiseres. Naast de echtgenoot van eiseres wordt eiseres als mede (hoofdelijk) schuldenaar verbonden, terwijl alle hiervoor genoemde bestaande zekerheden ook strekken tot zekerheid voor deze lening.
1.11 Per 1 april 2004 is de onderneming van de echtgenoot van eiseres overgenomen door een werknemer van de echtgenoot van eiseres, [werknemer] te [woonplaats].
1.12 Een brief van 26 april 2004, per abuis gedagtekend 26 april 2003, van de [bank] aan de echtgenoot van eiseres en eiseres luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
"U heeft aangegeven uw bedrijf te willen beëindigen wegens het ontbreken van voldoende perspectief. Voorts is vastgesteld dat de voorraden welke tot zekerheid aan de bank zijn verpand, niet meer aanwezig zijn. Derhalve beëindigen wij met onmiddellijke ingang de met u gesloten krediet- en geldleningsovereenkomsten."
1.13 Bij vonnis van 27 mei 2004 spreekt de rechtbank te Leeuwarden de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van de echtgenoot van eiseres, handelend onder de namen [handelsnaam 1], [handelsnaam 2] en [handelsnaam 3], met benoeming van [bewindvoerder] te [plaats 2] tot bewindvoerder.
1.14 Bij vonnis van 15 maart 2006 heeft de rechtbank te Leeuwarden op verzoek van de bewindvoerder de ten aanzien van de echtgenoot van eiseres van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling beëindigd en voorts verstaan dat voormelde echtgenoot - zodra voormeld vonnis in kracht van gewijsde is gegaan - van rechtswege in staat van faillissement verkeert.
1.15 Bij arrest van 8 juni 2007 bekrachtigt het gerechtshof te Leeuwarden het onder 1.14 genoemde vonnis van de rechtbank.
1.16 In 2005 wordt eiseres' onder 1.4 genoemde woning op last van de bank verkocht voor € 264.722,60. De opbrengst wordt als volgt verdeeld:
685159a7-4bad-4b84-b65a-ec385a4cfa7c |