Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(32)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een inwoner van de gemeente Alphen aan den Rijn heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning. Hij heeft in het bezwaarschrift aangegeven dat hij telefonisch wenst te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft de man uitgenodigd voor een hoorzitting op het gemeentehuis, maar daarop heeft de man medegedeeld dat hij telefonisch wil worden gehoord. De gemeente voorziet echter niet in de mogelijkheid tot telefonisch horen. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard en ten aanzien van het horen opgemerkt dat de man door geen afspraak te maken heeft afgezien van een hoorzitting.
Volgens de Rechtbank is niet gebleken dat de man voordat uitspraak op bezwaar is gedaan afstand heeft gedaan van het recht om te worden gehoord. De reactie van (de gemachtigde van) de man, naar aanleiding van de uitnodiging voor een hoorzitting op het gemeentehuis, kan niet worden aangemerkt als een verklaring bedoeld in artikel 7:3, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet hierop heeft de heffingsambtenaar de man ten onrechte de gelegenheid onthouden om te worden gehoord. De Rechtbank draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw op de zaak te beslissen, nadat de man in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Ten overvloede merkt de Rechtbank op dat telefonisch horen, mits omgeven door de benodigde zorgvuldigheid, niet zonder meer is uitgesloten. Zij ziet niet in dat de man met een telefonische hoorzitting in zijn belangen zou worden geschaad.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
15 december 2011
Rolnummer
AWB11/3704
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2011:BV1964
bwbid=bwbr0&artikel=7:02,bwbid=bwbr0&artikel=7:03

Naar de bovenkant van de pagina