OB / inspecteur kon bij uitspraak op bezwaar beschikking fiscale eenheid wijzigen, hij was niet verplicht een nieuwe beschikking te nemen

Samenvatting

Een man is dga van B BV. Deze BV dreef onderneming op het gebied van de verkoop en het leggen van vloeren en is op 14 februari 2006 failliet verklaard. De BV maakt gebruik van door derden, waaronder D, ter beschikking gesteld personeel.
De inspecteur heeft bij ambtshalve beschikking de man, B BV en nog twee andere rechtspersonen aangemerkt als één ondernemer. De datum van ingang is 1 november 2005. Na bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar de beschikking gewijzigd en bepaald dat de man en B BV met ingang van 1 november 2005 worden aangemerkt als één ondernemer in de vorenbedoelde zin, derhalve zonder de andere twee rechtspersonen.
In deze procedure beslist Hof Den Haag dat Rechtbank Den Haag terecht en op goede gronden heeft geoordeeld dat het de man is geweest die de bedrijfsactiviteiten van D heeft verricht en dat hij voor die activiteiten ook optrad als ondernemer voor de omzetbelasting en dat de man en B BV als één ondernemer voor de omzetbelasting zijn aan te merken.
Het Hof acht de beschikking zoals die bij de uitspraak op bezwaar is gewijzigd evenals de Rechtbank juist. Geen rechtsregel verplichtte de inspecteur een nieuwe ingangsdatum vast te stellen of ten aanzien van de man en B BV een nieuwe beschikking te nemen. Het rechtsmiddel van bezwaar dient mede tot het herstel van onjuistheden. De onjuistheid, die met de uitspraak op bezwaar is hersteld, bestond erin dat de twee andere rechtspersonen aanvankelijk ook tot de fiscale eenheid werden gerekend. Het herstel van deze onjuistheid is niet van dien aard dat in wezen sprake is van een geheel nieuwe beschikking. De bezwaren die de man naar voren heeft gebracht, brengen bovendien niet mee dat hij door het herstel in zijn belangen is geschaad.