Direct naar content gaan

Samenvatting

Een Nederlandse tandarts is in 1984 naar Duitsland geƫmigreerd en heeft daar een tandartspraktijk uitgeoefend. Hij heeft zich met zijn vrouw per 10 april 2001 weer in Nederland gevestigd. In Nederland werkt hij vanaf 1 januari 2001 voor een BV in oprichting die een tandartspraktijk heeft overgenomen. De BV is op 31 maart 2001 mede door hem opgericht. De tandarts verzoekt om toepassing van de 30 procent regeling maar de inspecteur weigert dat en het Hof gaf hem gelijk. De Hoge Raad beslist echter dat de tandarts gedurende de voorperiode (1 januari 2001 tot en met 31 maart 2001) geen recht heeft op de toepassing van de 30 procent regeling omdat de ten laste van de winst van de BV genoten voordelen niet het karakter van loon in de zin van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting (Wet LB) hebben. Voorts beslist de Hoge Raad dat de tandarts na de totstandkoming van de BV wel recht heeft op de toepassing van de 30 procent regeling. De tandarts woonde ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst met zijn BV in oprichting namelijk buiten Nederland en de regeling is mede toepasselijk op een ingekomen werknemer die als bestuurder in dienst treedt van een BV waarvan hij enig aandeelhouder is, zelfs indien hij de enige werknemer van die BV wordt. De zaak is verwezen omdat nog moet worden uitgezocht tot welke datum de 30 procent regeling moet worden toegepast.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2001 >
Instantie
HR
Datum instantie
28 april 2006
Rolnummer
41.919
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AW4068
bwbid=bwbr0&artikel=4,bwbid=bwbr0&artikel=10,bwbid=bwbr0&artikel=15a,bwbid=bwbr0&artikel=8,bwbid=bwbr0&artikel=9,bwbr0002471&artikel=31a&lid=8,bwbr0011353&artikel=4.18

Naar de bovenkant van de pagina