BPM / berekening verschuldigde BPM bij eerste registratie in Nederland van een in het buitenland geregistreerd gebruikt motorrijtuig
MvF, 3 december 2003
Samenvatting
Op grond van artikel 10, tweede lid, Wet BPM wordt voor gebruikte personenauto’s en motorrijwielen een forfaitaire vermindering toegepast voor de berekening van de verschuldigde belasting. De hoogte van de vermindering is afhankelijk van de tijdsduur die is verstreken nadat de personenauto of het motorrijwiel voor het eerst in gebruik is genomen. Ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie geven staatssecretaris Wijn van Financiën evenwel aanleiding om de mogelijkheid te openen onder voorwaarden af te wijken van de forfaitaire vermindering, in de situatie dat blijkt dat deze forfaitaire vermindering verschilt van de werkelijke afschrijving van het voertuig in vergelijking met voertuigen die al in Nederland geregistreerd zijn, uitgaande van vergelijkbare voertuigen. Wetgeving op dit punt is in voorbereiding.Totdat deze mogelijkheid in de wet is opgenomen keurt Wijn met ingang van 1 januari 2004 en onder bepaalde voorwaarden goed, dat indien bij eerste registratie in Nederland van een in het buitenland geregistreerd gebruikt motorrijtuig blijkt, dat het werkelijke afschrijvingspercentage hoger is dan het percentage volgens de tabel van artikel 10, tweede lid, Wet bpm, dit hogere afschrijvingspercentage wordt gebruikt om het verschuldigde bpm-bedrag te bepalen.
BRON
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen, afschrijvingslijn, mogelijkheid tot tegenbewijs
Directoraat-generaal belastingdienst, team Douane en milieu
Besluit van 3 december 2003, nr. DGB2003/6752M; Stcrt. nr. 238
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
1. Inleiding
Op grond van artikel 10, tweede lid, Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet bpm) wordt voor gebruikte personenauto’s en motorrijwielen een forfaitaire vermindering toegepast voor de berekening van de verschuldigde belasting. De hoogte van de vermindering is afhankelijk van de tijdsduur die is verstreken nadat de personenauto of het motorrijwiel voor het eerst in gebruik is genomen.
Ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie geven mij evenwel aanleiding om de mogelijkheid te openen onder voorwaarden af te wijken van de forfaitaire vermindering, in de situatie dat blijkt dat deze forfaitaire vermindering verschilt van de werkelijke afschrijving van het voertuig in vergelijking met voertuigen die al in Nederland geregistreerd zijn, uitgaande van vergelijkbare voertuigen. Wetgeving op dit punt is in voorbereiding.
2. Goedkeuring
Totdat deze mogelijkheid in de wet is opgenomen keur ik onder de hierna opgenomen voorwaarden en beperkingen goed, dat indien bij eerste registratie in Nederland van een in het buitenland geregistreerd gebruikt motorrijtuig blijkt, dat het werkelijke afschrijvingspercentage hoger is dan het percentage volgens de tabel van artikel 10, tweede lid, Wet bpm, dit hogere afschrijvingspercentage wordt gebruikt om het verschuldigde bpm-bedrag te bepalen. Daartoe worden eerst op de gebruikelijke wijze de catalogusprijs en het bruto bpm-bedrag bepaald. Vervolgens wordt de feitelijke waarde van het gebruikte motorrijtuig vastgesteld, waarna het verschil tussen de historische nieuwprijs (consumentenprijs) in Nederland en de gebleken feitelijke waarde wordt uitgedrukt in een percentage van die historische nieuwprijs, zijnde het werkelijke afschrijvingspercentage. Dit percentage kan vervolgens worden toegepast bij het bepalen van de verschuldigde bpm in plaats van het percentage volgens de tabel van artikel 10, tweede lid, Wet bpm (hierna: de tabel).
3. Voorwaarden en beperkingen
Voorwaarde voor toepassing van deze goedkeuring is, dat de aangever op het aangifteformulier een beroep doet op deze goedkeuring.
Daarnaast moet de aangever het motorrijtuig op verzoek van de inspecteur beschikbaar houden voor een nadere controle en/of hertaxatie.
Bij de aangifte moet de aangever aantonen in hoeverre de afschrijving voor zijn motorrijtuig afwijkt van de vermindering volgens de tabel. De aangever kan dit doen aan de hand van
a. een in de branche algemeen gebruikelijke koerslijst zoals die wordt gehanteerd voor de verkoop aan particulieren in Nederland; of
b. een recent taxatierapport van een onafhankelijke deskundige dat is toegesneden op de waarde bij verkoop aan particulieren in Nederland.
Ad a. In de branche gebruikelijke koerslijsten
Voor de verkoop van gebruikte motorrijtuigen wordt in de autohandel in Nederland gebruik gemaakt van koerslijsten waarop onder meer de waarde bij verkoop aan particulieren wordt aangegeven. Uitgaande van een gemiddeld gebruik kan aan de hand van een dergelijke in de branche gebruikelijke koerslijst de waarde worden bepaald. Wordt in de koerslijst aangegeven hoe de waarde wordt beïnvloed bij een van het gemiddelde afwijkende kilometerstand, dan wordt daarmee in voorkomende gevallen rekening gehouden voor het bepalen van de waarde.
Uitgangspunt is dat alleen de meest recente koerslijsten kunnen worden gebruikt. Wanneer echter een motorrijtuig van een bepaald type en bepaalde leeftijd in geen van die koerslijsten is opgenomen, kan eventueel ook een minder recente koerslijst worden gebruikt als basis voor herrekening tot de juiste afschrijving op dit moment. De inspecteur kan daarbij aanvullende bewijsmiddelen vragen. Koerslijsten die in het buitenland zijn vastgesteld voor de situatie aldaar, kunnen geen basis vormen voor het bepalen van het afschrijvingspercentage in Nederland.
Wordt voor het bepalen van de waarde van het motorrijtuig gebruik gemaakt van een in de branche gebruikelijke koerslijst, dan dient voor de berekening van het werkelijke afschrijvingspercentage de historische nieuwprijs te worden ontleend aan deze zelfde koerslijst.
Ad b. Taxatierapport
Een taxatierapport moet afkomstig zijn van een onafhankelijke, erkende taxateur, die geen onderdeel uitmaakt van, en evenmin direct of indirect verbonden is aan, een bedrijf dat handelt in gebruikte motorrijtuigen. Het rapport dient een volledige, gespecificeerde beschrijving en beoordeling te bevatten van het motorrijtuig en van de technische staat daarvan. De in het taxatierapport opgegeven waarde dient gerelateerd te zijn aan de waarde bij verkoop aan particulieren in Nederland, rekening houdend met eventuele accessoires.
Het rapport dient de waarde aan te geven op het moment van de aangifte. Wanneer het rapport niet ouder is dan een maand en er geen aanwijzingen zijn dat er sindsdien veranderingen zijn opgetreden in de waarde van het motorrijtuig, mag worden aangenomen dat aan deze voorwaarde wordt voldaan.
Wanneer de inspecteur twijfelt aan de opgegeven waarde kan hij de aangever om aanvullend bewijs verzoeken. Indien het aanvullende bewijs naar het oordeel van de inspecteur niet of onvoldoende wordt gegeven, kan de inspecteur een hertaxatie laten instellen.
Wordt voor het bepalen van de waarde van het motorrijtuig gebruik gemaakt van een taxatierapport, dan dient voor de berekening van het werkelijke afschrijvingspercentage de historische nieuwprijs opgebouwd te worden aan de hand van de catalogusprijs (inclusief eventuele accessoires) en het bruto bpm-bedrag.
Wanneer eenmaal is gekozen voor toepassing van deze goedkeuring en de belastingdienst akkoord is gegaan met een afschrijving die afwijkt van de afschrijving zoals vermeld in de tabel, kan de aangever uitsluitend nog op deze keuze teruggekomen via bezwaar tegen de eigen aangifte, binnen de daarvoor gestelde termijn.
Bij toepassing van deze goedkeuring wordt op het kentekenbewijs in plaats van het bruto bpm-bedrag een herrekend (lager) bruto bpm-bedrag vermeld. Teneinde een juiste bpm-heffing te garanderen wordt dit herrekende bruto bpm-bedrag voor gebruikte motorrijtuigen die met tegenbewijs in de bpm-heffing zijn betrokken in de plaats gesteld van het bruto bpm-bedrag zoals dat geldt voor vergelijkbare motorrijtuigen die al in Nederland zijn geregistreerd. Bij eventuele latere situaties waarbij de afschrijving van belang is (bijvoorbeeld bij toepassing van artikel 15 of 16 van de Wet bpm) kan de tabel dan normaal worden toegepast op het vermelde (herrekende) bruto bpm-bedrag. Hiermee wordt voorkomen dat in dergelijke situaties verschillende procedures moeten worden gevolgd afhankelijk van de vraag of het voertuig destijds al dan niet via tegenbewijs in de bpm-heffing werd betrokken.
De inspecteur stelt het herrekende bruto bpm-bedrag vast door vanuit het (via tegenbewijs vastgestelde) netto verschuldigde bpm-bedrag terug te rekenen naar een fictief (lager) bruto bpm-bedrag, met toepassing van de tabel. Oftewel:
Herrekend bruto bpm-bedrag = |
netto verschuldigd bpm-bedrag x 100 |
100 – afschrijvingspercentage tabel art. 10.2 Wet bpm |
Een rekenvoorbeeld:
Bruto bpm-bedrag: € 10.000
Leeftijd motorrijtuig sinds eerste ingebruikneming: 3 jaar en 6 maanden
Vermindering volgens tabel: 57%
Verschuldigde bpm volgens tabel: € 4.300
Werkelijk afschrijvingspercentage volgens tegenbewijs: 62%
Netto verschuldigd bpm-bedrag: € 3.800
Herrekend bruto bpm-bedrag |
€ 3.800 x 100100 |
= € 3.800 x= € 8.838 |
100 – 5743 |
Anders gezegd: wanneer zonder toepassing van tegenbewijs, dus bij normale toepassing van de tabel, voor een gebruikte auto van 3 jaar en zes maanden het netto verschuldigde bpm-bedrag zou uitkomen op € 3.800, is het bijbehorende bruto bpm-bedrag € 8.838. Voor de tegenbewijssituatie wordt nu € 8.838 op het kentekenbewijs vermeld in plaats van € 10.000.
Volledigheidshalve merk ik op dat op deze goedkeuring geen beroep kan worden gedaan in de situatie dat geen aangifte is gedaan, bijvoorbeeld wanneer de inspecteur een naheffingsaanslag oplegt naar aanleiding van een ingestelde controle.
4. Vergunninghouders artikel 8 Wet bpm
Voor ondernemers die in het bezit zijn van een vergunning op grond van artikel 8 Wet bpm kan het voorgaande niet zonder meer worden toegepast binnen de voor deze categorie geldende aangifteprocedure, omdat het moment waarop het bruto bpm-bedrag wordt vastgesteld niet samenvalt met het moment waarop de aangifte wordt gedaan. Om ook in die situatie de gelegenheid tot tegenbewijs te bieden keur ik goed, dat het voorgaande overeenkomstig wordt toegepast bij de voor vergunninghouders geldende aangifteprocedure. Daarbij dient de vergunninghouder zijn keuze voor toepassing van deze regeling aan te geven op het formulier aan de hand waarvan de inspecteur het bruto bpm-bedrag vaststelt. Na akkoordbevinding wordt het herrekende bruto bpm-bedrag vastgesteld zoals aangegeven onder punt 3, met toepassing van het op dat moment geldende afschrijvingspercentage volgens de tabel. De vergunninghouder dient vervolgens in de uiteindelijke aangifte dit (lagere) herrekende bruto bpm-bedrag op te nemen in plaats van het oorspronkelijke bruto bpm-bedrag, alsmede het volgens de tabel verschuldigde (lagere) bpm-bedrag. De verschuldigde belasting wordt in deze situatie dus berekend door het herrekende bruto bpm-bedrag te verminderen met het percentage volgens de tabel, zoals dat geldt op het moment van eerste registratie in Nederland.
Maakt een vergunninghouder bij de aangifte bpm voor een bepaald motorrijtuig geen gebruik van zijn vergunning, dan geldt de procedure zoals aangegeven onder punt 3.
5. Ingangsdatum
Deze goedkeuring gaat in per 1 januari 2004.
Voor bpm-aangiftes die vóór 1 januari 2004 zijn ingediend en die op deze datum nog onderwerp zijn van een lopende bezwaar- of beroepsprocedure, danwel waartegen op of na deze datum binnen de wettelijke termijn bezwaar of beroep wordt aangetekend, en waarbij geen sprake is van een naheffingsaanslag als bedoeld onder punt 3, laatste alinea, kan het voorgaande op verzoek van belanghebbende overeenkomstig worden toegepast bij de afhandeling van de bezwaar- of beroepsprocedure. In het verzoek dient belanghebbende uit te gaan van een koerslijst die, dan wel een taxatierapport dat, op het moment van de aangifte voldeed aan de hiervoor opgenomen voorwaarden en beperkingen.