Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een belastingplichtige woont in Nederland. Zijn Nederlandse werkgever heeft voor hem in 2001 in België een auto gehuurd voor de duur van drie jaar. De auto wordt hoofdzakelijk in Nederland gebruikt. Bij het Hof was in geschil of ondanks de korte huurtermijn van drie jaar, Nederland de “volle” BPM mag heffen. Het Hof beantwoordde deze vraag bevestigend. Het verwierp de stelling van de belastingplichtige dat de opgelegde naheffingsaanslag BPM in strijd is met het in artikel 49 van het EG-verdrag neergelegde verbod op het beperken van het vrij verrichten van diensten. Tegen dit oordeel stelde de belastingplichtige cassatieberoep in. De Hoge Raad oordeelt dat de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie ruimte laat bestaan voor twijfel over het antwoord op de vraag of het een lidstaat in een situatie als deze is toegestaan de “volle” BPM te heffen zonder dat rekening wordt gehouden met de duur van het toekomstige feitelijke gebruik. Daarom stelt de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie (EhvJ). De zaak is geschorst totdat het EhvJ een uitspraak heeft gedaan. Anders A-G de Wit.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
18 januari 2008
Rolnummer
40.597
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:AZ8429
ECLI:NL:PHR:2008:AZ8429

Naar de bovenkant van de pagina