Metadata
Onroerende zaakbelastingen / het niet belasten van woonwagens verhindert de belastingheffing van vastgoed niet
Hof Den Haag, 10 juli 2002
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(62)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent
Samenvatting
Vlissingen kent geen standplaatsen voor (sta)caravans. Wel staan in de gemeente verdeeld over twee kampen 40 woonwagens. De grond van die kampen is eigendom van het Woonwagenschap Midden en Noord Zeeland. Voor het plaatsen van de woonwagens zijn geen beperkte rechten gevestigd. De gebruiker van een woning meent dat het gelijkheidsbeginsel geschonden wordt doordat de woonwagenbewoners niet en de gebruikers van woningen wel belast worden. Hij is namelijk van mening dat de woonwagens onroerend zijn. Het Hof vindt echter dat tussen woningen en woonwagens te grote verschillen bestaan om deze op één lijn te kunnen stellen.BRON
UITSPRAAK op het beroep van x te Z tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente P (hierna: de Inspecteur)betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 wegens het gebruik op 1 januari van dat jaar krachtens persoonlijk recht van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, een aanslag opgelegd in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Vlissingen naar een heffingsmaatstaf van f 168.000.
1.2 Het tegen de aanslag gerichte bezwaar van belanghebbende
is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 27,23 (f 60). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 oktober 2001, gehouden te Middelburg. Aldaar is verschenen drs. A namens de Inspecteur, tot zijn bijstand vergezeld door mevrouw B. Van de zijde van belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. Hij is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op 27 augustus 2001 aan belanghebbende op het adres a-straat 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens een door de griffier van PTT Post ontvangen retourkaart is de vorenbedoelde brief op 8 September 2001 op het voormelde adres uitgereikt.
2.3 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4 Het Hof heeft op 24 oktober 2001 mondeling uitspraak gedaan. De voor partijen bestemde afschriften van het procesverbaal van die uitspraak zijn op 7 november 2001 ter post bezorgd. Op 28 november 2001 is van belanghebbende een verzoek ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht van € 36,30 is tijdig voldaan.
3. Verordening
3.1 In zijn openbare vergadering van 28 november 1997 heeft de Raad van de gemeente Vlissingen vastgesteld de Verordening onroerende-zaakbelastingen Vlissingen 1998 (hierna: de Verordening), welke verordening laatstelijk is gewijzigd op 21 december 2000.
3.2 Bekendmaking van de Verordening heeft plaatsgevonden door deze op het gemeentehuis ter inzage te leggen bij de sectie facilitaire dienstverlening. Op 30 december 1997 is hiervan melding gemaakt in een huis-aan-huisblad.
4. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan we1 door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
4.1 Belanghebbende bewoont op 1 januari 2000 de onroerende
zaak a-straat 1 te Z.
4.2 De gemeente Vlissingen heeft geen standplaatsen waar (sta)caravans of soortgelijke zaken voor kortere of langere tijd kunnen worden bewoond. In de gemeente staan, verdeeld over twee kampen, een veertigtal woonwagens. De grond waarop de woonwagens staan is eigendom van het Woonwagenschap Midden-en Noord Zeeland. Voor het plaatsen van de woonwagens op de grond van het schap zijn geen beperkte rechten gevestigd.
5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
5.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
5.2 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanslag dient te worden vernietigd wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat binnen de gemeente Vlissingen aanwezige woon-wagens, die gezien de omstandigheden moeten worden aangemerkt als onroerende zaken, niet in de heffing van onroerende-zaak belastingen worden betrokken.
5.3 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat woonwagens roerende zaken zijn en dat, zo dit standpunt onjuist moet worden geacht, er geen sprake is van ongeoorloofde discriminatie nu de gemeente op basis van een inhoudelijke afweging tot dit standpunt is gekomen. Voorts vindt de zogenaamde meerderheidsregel in dat geval geen toepassing omdat de woonwagens een zeer beperkt deel van de WOZ-objecten binnen de gemeente Vlissingen vormen.
6. Conclusies van partijen
6.1 Het beroep van belanghebbende strekt uiteindelijk tot, primair, vernietiging van de aanslag dan wel, subsidiair, tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een heffingsmaatstaf die overeenkomt met de waarde in het economische verkeer van de ondergrond van de woning van belanghebbende.
6.2 De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Overwegingen omtrent het geschil
7.1 Op grond van het in 4.2 vermelde heeft de Inspecteur de wagens terecht als roerende zaken aangemerkt. Het Hof is voorts van oordeel dat de woning van belanghebbende niet gelijk is aan of vergelijkbaar met de woonwagens. Gelijk de Inspecteur heeft aangevoerd zijn de verankering in de ondergrond van de woning, de omvang, de verschillende bouwwijzen en de mogelijkheid om een wagen te verplaatsen redenen om beide zaken niet op een lijn te stellen. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve.
7.2 Op grond van het vorenoverwogene is het beroep van belanghebbende ongegrond.
8. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8: 75 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld op 10 juli 2002 door mr. Vonk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van den Bogerd, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 24 oktober 2001.
1. Aanslag en bezwaar
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 wegens het gebruik op 1 januari van dat jaar krachtens persoonlijk recht van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, een aanslag opgelegd in de onroerende-zaakbelastingen van de gemeente Vlissingen naar een heffingsmaatstaf van f 168.000.
1.2 Het tegen de aanslag gerichte bezwaar van belanghebbende
is bij de bestreden uitspraak afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1 Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 27,23 (f 60). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 10 oktober 2001, gehouden te Middelburg. Aldaar is verschenen drs. A namens de Inspecteur, tot zijn bijstand vergezeld door mevrouw B. Van de zijde van belanghebbende is niemand ter zitting verschenen. Hij is door de griffier bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging, verzonden op 27 augustus 2001 aan belanghebbende op het adres a-straat 1 te Z, onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens een door de griffier van PTT Post ontvangen retourkaart is de vorenbedoelde brief op 8 September 2001 op het voormelde adres uitgereikt.
2.3 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
2.4 Het Hof heeft op 24 oktober 2001 mondeling uitspraak gedaan. De voor partijen bestemde afschriften van het procesverbaal van die uitspraak zijn op 7 november 2001 ter post bezorgd. Op 28 november 2001 is van belanghebbende een verzoek ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht van € 36,30 is tijdig voldaan.
3. Verordening
3.1 In zijn openbare vergadering van 28 november 1997 heeft de Raad van de gemeente Vlissingen vastgesteld de Verordening onroerende-zaakbelastingen Vlissingen 1998 (hierna: de Verordening), welke verordening laatstelijk is gewijzigd op 21 december 2000.
3.2 Bekendmaking van de Verordening heeft plaatsgevonden door deze op het gemeentehuis ter inzage te leggen bij de sectie facilitaire dienstverlening. Op 30 december 1997 is hiervan melding gemaakt in een huis-aan-huisblad.
4. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan we1 door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
4.1 Belanghebbende bewoont op 1 januari 2000 de onroerende
zaak a-straat 1 te Z.
4.2 De gemeente Vlissingen heeft geen standplaatsen waar (sta)caravans of soortgelijke zaken voor kortere of langere tijd kunnen worden bewoond. In de gemeente staan, verdeeld over twee kampen, een veertigtal woonwagens. De grond waarop de woonwagens staan is eigendom van het Woonwagenschap Midden-en Noord Zeeland. Voor het plaatsen van de woonwagens op de grond van het schap zijn geen beperkte rechten gevestigd.
5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
5.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
5.2 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanslag dient te worden vernietigd wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat binnen de gemeente Vlissingen aanwezige woon-wagens, die gezien de omstandigheden moeten worden aangemerkt als onroerende zaken, niet in de heffing van onroerende-zaak belastingen worden betrokken.
5.3 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat woonwagens roerende zaken zijn en dat, zo dit standpunt onjuist moet worden geacht, er geen sprake is van ongeoorloofde discriminatie nu de gemeente op basis van een inhoudelijke afweging tot dit standpunt is gekomen. Voorts vindt de zogenaamde meerderheidsregel in dat geval geen toepassing omdat de woonwagens een zeer beperkt deel van de WOZ-objecten binnen de gemeente Vlissingen vormen.
6. Conclusies van partijen
6.1 Het beroep van belanghebbende strekt uiteindelijk tot, primair, vernietiging van de aanslag dan wel, subsidiair, tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een heffingsmaatstaf die overeenkomt met de waarde in het economische verkeer van de ondergrond van de woning van belanghebbende.
6.2 De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7. Overwegingen omtrent het geschil
7.1 Op grond van het in 4.2 vermelde heeft de Inspecteur de wagens terecht als roerende zaken aangemerkt. Het Hof is voorts van oordeel dat de woning van belanghebbende niet gelijk is aan of vergelijkbaar met de woonwagens. Gelijk de Inspecteur heeft aangevoerd zijn de verankering in de ondergrond van de woning, de omvang, de verschillende bouwwijzen en de mogelijkheid om een wagen te verplaatsen redenen om beide zaken niet op een lijn te stellen. Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve.
7.2 Op grond van het vorenoverwogene is het beroep van belanghebbende ongegrond.
8. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8: 75 van de Algemene wet bestuursrecht.
9. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld op 10 juli 2002 door mr. Vonk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van den Bogerd, ter vervanging van de mondelinge uitspraak van 24 oktober 2001.
Metadata
Rubriek(en)
OverigInstantie
Hof Den HaagDatum instantie
10 juli 2002Rolnummer
00.02185bwbr0005416&artikel=220