Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Op 1 januari 1976 brengt een handelaar in meubelen en woningtextiel zijn onderneming in een BV in. Het leasecontract dat hem na ommekomst van de looptijd het recht geeft om het winkelpand voor de prijs van 65% van de stichtingskosten over te nemen draagt hij niet over aan de BV. Zij betaalt voor het gebruik van de winkel de leasetermijnen. In 1978 sluit de handelaar ook met betrekking tot een naastgelegen pand in privé een leasecontract met een wat kortere looptijd. Ook dat pand wordt voor de winkel gebruikt. Hij kan het na ommekomst van de leasetermijn voor 74% van de stichtingkosten kopen. In 1992 laat de handelaar de koopopties door de BV uitvoeren en krijgt van haar daarvoor een vergoeding van fl. 3.454.610. Voor zover de BV zelf rechten op de optie bezat gold een glijclausule. De inspecteur belast het gehele optievoordeel, maar het Hof acht uitsluitend het eerstgenoemde optievoordeel ad fl. 2.116.480 belast en wel omdat dat leasecontract tot het ondernemingsvermogen was blijven behoren.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
28 november 2001
Rolnummer
99.02182

Naar de bovenkant van de pagina