Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(9)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een werkgever heeft in 2006 aan een werknemer een voorwaardelijk recht op levering van aandelen in haar kapitaal toegekend. Op 9 mei 2008 is aan de gestelde voorwaarden voldaan en heeft de werknemer de hem aangeboden aandelen geaccepteerd. Hij heeft hierbij een voordeel gerealiseerd, welk voordeel tot zijn loon van dat jaar is gerekend. In 2009 is de dienstbetrekking van de werknemer beëindigd. Hij heeft in verband hiermee in dat jaar naast zijn reguliere beloning een extra beloning in de vorm van een stamrecht genoten. De inspecteur heeft het in 2008 genoten voordeel uit het aandelenrecht in aanmerking genomen bij de beoordeling of sprake is van een bovenmatige vertrekvergoeding als bedoeld in artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting. Het betreffende artikel is ingevoerd op 1 januari 2009 met als doel een extra belasting te heffen ter zake van aan werknemers bij het einde van hun dienstbetrekking toegekende - in de ogen van de wetgever - bovenmatige vertrekvergoedingen. Bij de vraag of sprake is van een vertrekvergoeding heeft de wetgever aangesloten bij het in het jaar van vertrek en het daaraan voorafgaande jaar genoten fiscale loon. Rechtbank Arnhem stelde de inspecteur in het gelijk
Bij Hof Arnhem – Leeuwarden is tussen partijen in geschil of:
(1) verbindend is de regeling die inhoudt dat de aangifte voor de onderhavige pseudo-eindheffing op papier moet geschieden, terwijl de aangifte loonheffingen voor het langs overige elektronische weg moet geschieden;
(2) de in geschil zijnde naheffingsaanslag mocht worden opgelegd, nu het aangiftebiljet voor de pseudo-eindheffing verzocht het verschuldigde bedrag (nog) niet te betalen;
(3) de aan de werknemer in het jaar 2008 toekomende aandelen mogen worden begrepen in de berekening van de excessieve vertrekvergoeding;
(4) het ontbreken van een tegenbewijsregeling in artikel 32bb van de Wet strijdig is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
(5) het ontbreken van overgangsrecht bij de invoering van artikel 32bb van de Wet strijdig is met artikel 14 van het EVRM.
Het Hof oordeelt als volgt:
ad (1): ja.
ad (2): ja.
ad (3): nee, er zijn onvoldoende argumenten gegeven voor de (materiële) terugwerkende kracht, in elk geval voor zover deze zich uitstrekt tot het tijdvak vóór 13 mei 2008 (de datum van indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer).
Ad 4 en 5: Deze grieven behoeven verder geen behandeling, omdat gegrondbevinding ervan niet leidt tot een (nog) gunstiger resultaat voor de werkgever.
Het uiteindelijke resultaat is dat de naheffingsaanslag van 512.120 euro met 235.076 euro wordt verminderd tot 277.044 euro.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2008 - 2009
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
19 februari 2013
Rolnummer
12/00147
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1428
bwbid=bwbr0&artikel=32bb

Naar de bovenkant van de pagina