RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4055
Uitspraakdatum: 27 november 2008
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z],
[gemachtigde],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2006, op één biljet [biljetnummer], aanslagen in het rioolrecht opgelegd ten aanzien van de onroerende zaken [a-straat 1] en [b-straat 1].
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juni 2006 de aanslagen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 10 juli 2006, ontvangen bij de rechtbank op 18 juli 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de eerste zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2007 te Arnhem voor een enkelvoudige belastingkamer. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigden]. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof Arnhem van 9 oktober 2007, nr. 07/00231, LJN: BB5160, heeft de rechtbank het onderzoek op 4 december 2007 heropend. Op 5 december 2007 is een kopie van de beslissing om het onderzoek te heropenen verzonden aan partijen. Tevens is op die datum aan partijen een afschrift van het proces-verbaal van de zitting toegezonden, en is partijen meegedeeld dat de behandeling van het beroep zal worden voortgezet door een meervoudige belastingkamer.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft op 17 december 2007 plaatsgevonden voor de meervoudige belastingkamer. Dit betrof een zogenoemde regiezitting. Tijdens deze zitting is slechts een aantal procedurele aspecten aan de orde gesteld. Eiser is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om met elkaar in overleg te treden en nadere stukken in te dienen.
Op 21 december 2007 is partijen een afschrift van het proces-verbaal van de regiezitting toegezonden.
Vervolgens hebben partijen nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het derde onderzoek ter zitting heeft op 21 januari 2008 plaatsgevonden, wederom voor de meervoudige belastingkamer. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader toe te lichten.
Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting van 21 januari 2008 is door de rechtbank bij brief van 25 januari 2008 aan partijen verzonden. In deze brief heeft de rechtbank tevens verweerder verzocht nadere inlichtingen te verstrekken.
Vervolgens hebben partijen nadere stukken ingediend waarin zij hun standpunten nader hebben toegelicht. Hierbij heeft verweerder de gevraagde inlichtingen verschaft. De stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het vierde onderzoek ter zitting heeft op 4 september 2008 plaatsgevonden, wederom voor de meervoudige belastingkamer. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote en [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.1 Ten aanzien van de aan eiser opgelegde aanslagen rioolrecht
Eiser was op 1 januari 2006 genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken [a-straat 1] en [b-straat 1] (hierna ook: de onroerende zaken). De onroerende zaken zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) is voor het tijdvak 2006 de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] vastgesteld op € 664.000 en van de onroerende zaak [b-straat 1] op € 550.000.
Op basis van de Verordening Rioolrecht 2006 zijn aan eiser ten aanzien van deze onroerende zaken aanslagen rioolrecht opgelegd voor de volgende bedragen:
- [a-straat 1] : € 569,75
- [b-straat 1] : € 473,00
2.2 Ten aanzien van de Verordening Rioolrecht 2006
De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 8 juni 2005 het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009 (GRP) vastgesteld. Ter gelegenheid hiervan is onder meer besloten om met ingang van het jaar 2006 de investeringen voor het onderhoud en vervanging van de gemeentelijke riolering fors te verhogen en om met ingang van het jaar 2006 rioolrechten te heffen tot bedragen waardoor volledige dekking van de kosten van de gemeentelijke riolering zou worden bereikt.
Tot en met het jaar 2005 werden de kosten van de gemeentelijke riolering voor ongeveer 50% gedekt uit de opbrengsten van de rioolrechtheffing. Het restant werd gedekt uit de onroerendezaakbelastingen (hierna: OZB).
Voorts heeft de gemeenteraad besloten om met ingang van 2006 de lasten van de riolering uitsluitend te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht (hierna ook: de zakelijk gerechtigden) en niet op de gebruikers. Als gevolg hiervan is van degenen die uitsluitend gebruiker zijn van de op de riolering aangesloten onroerende zaken in de gemeente Nijmegen in 2006 geen rioolrecht geheven. Voorts is besloten om met ingang van 2006 de WOZ-waarde van een onroerende zaak (hierna ook: eigendom) als heffingsmaatstaf voor de rioolrechten te gebruiken.
Bij besluit van de gemeenteraad van Nijmegen van 22 december 2005 is de Verordening Rioolrecht 2006 (hierna: de Verordening) vastgesteld.
De Verordening luidt – voorzover van belang – als volgt:
“Verordening Rioolrecht 2006
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde
gemeentewater begrepen;
b. onder eigendom verstaan: een roerende of een onroerende zaak;
2. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III
van de Wet waardering onroerende zaken.
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
1. Onder de naam "rioolrecht" wordt een recht geheven van degene die bij het begin van het
belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een
eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel van
een zich duurzaam in de gemeente bevindend object dat beschikt over ten minste een
eniger mate van vaste voorziening voor de lozing op de gemeentelijke riolering.
2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt, ingeval het eigendom
een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht
aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar in de kadastrale registratie is
vermeld, tenzij blijkt dat een ander op dat tijdstip de genothebbende krachtens eigendom,
bezit of beperkt recht was.
3. Het recht als bedoeld in het eerste lid wordt, indien het eigendom een schip of woonschip
is, geheven van de feitelijke gebruiker van dat schip of woonschip.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 1, eerste lid sub b bedoeld eigendom blijkens hun indeling
bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake
van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die
gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden
aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar de waarde in het
economische verkeer van het eigendom.
2. Ingeval het eigendom een onroerende zaak is, is de waarde in het economisch verkeer de
op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de
onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt.
3. Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet
waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat
eigendom bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 17, 18, 19, eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, 20,
tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken, naar de waarde
die het eigendom op 1 januari 2003 heeft en naar de staat waarin het eigendom op 1
januari van het belastingjaar verkeert.
Artikel 5 Tarief
1. Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt voor elke volle € 2.500,- van de
heffingsmaatstaf € 2,15;
2. Het recht per eigendom bedraagt per belastingjaar niet meer dan € 2.580,-
[...]”.
2.3 Ten aanzien van de begroting
In de Stadsbegroting 2006-2009 zoals door de gemeenteraad op 15 november 2005 is vastgesteld, is onder meer het volgende opgenomen:
• Pagina 109:
• Pagina 139:
• Pagina 195:
• Pagina 220 en 221
“(…)
2.2.1.2 Rioolrecht
Zoals uw Raad al op 8 juni 2005, bij de raadsbehandeling van het GRP 2005-2009 heeft besloten, stijgen de rioleringslasten van de gemeente in de komende periode sterk. Daarbij heeft u gekozen voor een kostendekkend verbreed rioolrecht c.q. waterheffing (zie 2.2.6.1) om de kosten die veroorzaakt worden door een versnelling van de vervanging van het rioolstelsel, te financieren.
Ook de verschuiving van de lasten van de OZB naar het Rioolrecht leidt tot een forse stijging van de opbrengst uit het Rioolrecht. Alle wijzigingen ten opzichte van 2005 zetten we hieronder op een rij.
Het bovenstaande leidt tot een forse stijging van het tarief van het rioolrecht. Voor woningen betekent dit een verhoging van € 75 in 2005 naar € 170 in 2006. Uw Raad heeft ons College bij de vaststelling van het GRP 2005-2009 verzocht om te onderzoeken of deze lasten eerlijker kunnen worden verdeeld. Wij zullen hierover een voorstel indienen voor de Raad van 21 december 2005. (…).”
Voornoemde bedragen uit de Stadsbegroting 2006-2009 zijn door verweerder – voorzover van belang – als volgt onderbouwd (bijlage 1 bij de brief van 14 maart 2008 van verweerder):
* In begroting 2006 opgenomen bij vervangingsinvesteringen € 2.050.000,00