Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een stichting met als statutaire doelstelling de verzorging van oude paarden, heeft bij de verkrijging van gras- en bouwland om vrijstelling van overdrachtsbelasting verzocht op grond van artikel 15, lid 1 sub q van de Wet belastingen op rechtsverkeer (BRV) omdat de verkrijging strekt tot verbetering van de landbouwstructuur. De verworven percelen worden aangewend zowel om de oude paarden te laten grazen als voor de productie van gras, maïs en hooi, alsmede voor de verhuur aan derden die de gronden gebruiken in hun landbouwbedrijven. Volgens de Rechtbank kent de inspecteur de vrijstelling terecht niet toe. In hoger beroep is nog uitsluitend in geschil of is voldaan aan het vereiste in artikel 6a, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit BRV zoals deze bepaling in 2004 luidde, dat de verkrijger de verkregen landerijen bedrijfsmatig exploiteert. Het Hof komt tot de conclusie dat aan dit vereiste is voldaan. Het oordeelt dat de stichting een agrarische onderneming exploiteert omdat zij haar activiteiten verricht met gebruikmaking van een daartoe in het leven geroepen organisatie van kapitaal en arbeid van in beginsel permanente duur en van voldoende omvang en samenhang om te kunnen gelden als bedrijfsmatige exploitatie van de verworven gronden. Het Hof acht geen sprake van activiteiten met een hobbymatig karakter. De landbouwstructuurvrijstelling is derhalve van toepassing op de verkrijging van het gras- en bouwland.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2004
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
1 oktober 2009
Rolnummer
07/00337
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2009:BK0062

Naar de bovenkant van de pagina