Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een man heeft op 30 juni 2004 gelijktijdig met zijn echtgenote aangifte gedaan voor 2003. De definitieve aanslag 2003 van de echtgenote is met dagtekening 28 juli 2004 opgelegd terwijl de definitieve aanslag 2003 van de man met dagtekening 15 april 2005 is opgelegd. Hierbij is 160 euro heffingsrente in rekening gebracht. De man heeft niet verzocht om oplegging van een voorlopige aanslag. Hij stelt dat de heffingsrente dient te worden gematigd omdat niet binnen drie maanden na het indienen van de aangifte een (voorlopige) aanslag is vastgesteld. Het Hof oordeelt echter in hoger beroep dat de wet gelet op de strikte bewoordingen hiervan onvoldoende basis biedt voor de bepleite beperking van de heffingsrente. Het acht het tijdvak waarover de hefingsrente is berekend niet onredelijk lang en acht ook niet aannemelijk geworden dat de inspecteur een fout heeft gemaakt die beperking van de heffingsrente rechtvaardigt.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2003
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
22 oktober 2007
Rolnummer
06/00266
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:BB7523

Naar de bovenkant van de pagina