Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(90)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Aan de aanvrager van een vergunning om een winkelpand met parkeergelegenheid in de gemeente Heerlen in 2008 te vergroten, is een aanslag bouwleges opgelegd van 223.647,50 euro, waarbij is uitgegaan van een bedrag aan bouwkosten van 10.000.000 euro. Het tarief van de bouwleges is in 2008 nog progressief.
Hof Den Bosch oordeelt dat daarmee de bouwleges nog niet een heffing naar draagkracht zijn, maar de omstandigheid dat het tarief zo is ingericht dat de bouwleges voor 80% drukken op 15% van de aanvragers van een bouwvergunning vindt het wel onaanvaardbaar en maakt de heffing tot een willekeurige.
Op die grond wordt de heffing onverbindend verklaard. Daar komt nog bij dat de gemeente weigerachtig is geweest een controleerbaar inzicht te geven in de verhouding tussen de totale opbrengst van de leges en de daaruit te bestrijden kosten van gemeentediensten.
Ook besteedt het Hof aandacht aan de behandeling van de zaak bij de Rechtbank waar de gemeente in een te voordelige positie was gebracht. De aanslag is vernietigd.
Tegen dit oordeel heeft Heerlen cassatieberoep ingesteld, maar volgens A-G IJzerman is dit tevergeefs.
Hij is van mening dat het niet aanvaardbaar is als een gemeente bij de vaststelling van een legesheffing geen enkele redelijke verhouding in acht zou moeten nemen tussen de door de aanvraag van een bepaalde bouwvergunning opgeroepen gemeentelijke kosten en het in verband daarmee geheven bedrag aan bouwleges.
Conclusie: het cassatieberoep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2008
Instantie
A-G
Datum instantie
20 september 2013
Rolnummer
12/05118
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:978
bwbid=bwbr0&artikel=229

Naar de bovenkant van de pagina