Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man is op 29 april 2003 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een Nederlands bedrijf. Hij bezat tevens een Amerikaanse “green card”. Vanwege de dienstbetrekking is de man per 16 februari 2004 verhuisd naar Nederland en is hij inwoner van Nederland geworden. Hij heeft bij indiensttreding geopteerd voor partiële (binnenlandse) belastingplicht. Op 27 april 2007 is een overeenkomst gesloten waarin is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst op 15 augustus 2007 zal worden ontbonden. Vanaf 6 juli 2007 heeft de man geen werkzaamheden meer voor het bedrijf verricht en op 7 juli 2007 heeft hij Nederland verlaten en zich in zijn voormalig woonland gevestigd. Sindsdien is hij niet meer (partieel) binnenlands belastingplichtig. In december 2007 is door het bedrijf aan de man een vergoeding wegens een concurrentiebeding uitbetaald. In geschil is of het bedrag - met aanpassing van het aantal dagen dat er werkzaamheden in de Verenigde Staten zijn verricht - als Nederlands inkomen belast is. Net als Rechtbank Haarlem verwerpt Hof Amsterdam in hoger beroep het standpunt van de man dat Nederland geen heffingsbevoegdheid heeft. De verplichting tot betaling van de vergoeding vindt geheel en rechtstreeks haar oorzaak in de dienstbetrekking. Aan Nederland komt daarom heffingsrecht toe over dat deel van de vergoeding bij het ontslag als loon uit vroegere dienstbetrekking ter zake van het in Nederland hebben verricht van arbeid, ook al is de man nadien niet langer binnenlands belastingplichtig en is de vergoeding betaald toen hij niet meer in Nederland woonde.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
18 april 2013
Rolnummer
11/00880
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9169
bwbid=bwbr0&artikel=10,bwbid=bwbr0&artikel=3.81,bwbr0011353&artikel=7.2&lid=7

Naar de bovenkant van de pagina