Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X BV bezit 25% van de geplaatste aandelen van K BV, die op haar beurt houder is van 96,8% van de aandelen L BV. In 1994 verstrekt Credit Lyonnais Bank aan X BV en de overige aandeelhouders van K BV een krediet van fl. 2.700.000 waarvoor zij hoofdelijk aansprakelijk zijn. Het dient voor de financiering van de ontwikkeling en productie van opbergsystemen door L BV. De aandeelhouders hebben vervolgens van dat krediet fl. 2.500.000 aan K BV doorgegeven zonder dat met haar een overeenkomst van geldlening of een rekening-courant overeenkomst is gesloten. In 1995 betaalt X BV aan Credit Lyonnais ¼ van fl. 2.500.000 of fl. 625.000 ter aflossing van haar aandeel in het krediet. Zij brengt dat bedrag als afwaardering van haar aanspraken op K BV voortvloeiend uit het doorgegeven krediet ten laste van haar winst. Omdat de aandeelhouders geen overeenkomst met K BV zijn aangegaan laat het Hof die aftrek niet toe. De Hoge Raad vindt echter dat het Hof moet vaststellen of het om een geldlening dan wel om een kapitaalstorting is gegaan. Is het een geldlening dan kan de afboeking ten laste van de winst komen tenzij: 1. alleen in schijn een geldlening heeft bestaan terwijl in werkelijkheid een kapitaalstorting was beoogd, 2. de lening onder zodanige voorwaarden is verstrekt dat de geldlener in zekere mate deel heeft in de onderneming van de schuldenaar en 3. de aandeelhouder aan de dochter een lening heeft verstrekt die aanstonds als verloren moet worden beschouwd. Het verwijzingshof moet vaststellen of sprake was van een lening.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
10 augustus 2001
Rolnummer
36.662

Naar de bovenkant van de pagina