Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een in Nederland wonende man heeft in 1998 het hele jaar voor een in België gevestigde werkgever gewerkt met een vaste inrichting in Nederland. Hij heeft in 1998 in totaal 213 dagen gewerkt, waarvan 58 dagen feitelijk in België. Terzake van de in België verrichte werkzaamheden heeft hij in zijn aangifte om een aftrek in verband met Belgische belasting verzocht, waarbij hij zijn beloning voor 58/213-gedeelte toerekent aan België. De inspecteur stelt volgens het Hof terecht dat de werknemer 58/261-gedeelte van de beloning heeft verkregen terzake van het in België uitoefenen van de dienstbetrekking. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 17 december 1997, nummer 32.946, beslist het Hof dat de noemer van de breuk waarmee wordt bepaald, welk deel van de beloning aan de in België verrichte arbeid moet worden toegerekend, moet worden gesteld op het totale normale aantal werkdagen. Dit aantal is te stellen op het aantal kalenderdagen verminderd met de weekeinddagen, derhalve voor het onderhavige jaar op 261 dagen. Anders dan de werknemer meent blijven de van individuele omstandigheden (ziekte, vakantie en dergelijke) afhankelijke niet-gewerkte dagen buiten beschouwing. Een en ander brengt mee dat het vrijgestelde buitenlandse inkomen moet worden berekend op 58/261-gedeelte van fl. 147.340, dat is fl. 32.742. De aftrek elders belast berekent het Hof op fl. 11.515.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1998
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
4 september 2003
Rolnummer
01.01655
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2003:AL3403

Naar de bovenkant van de pagina