Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een werkgever heeft in 2005 aan een werknemer een voorwaardelijk recht op levering van aandelen in haar kapitaal toegekend. In het jaar 2008 is aan de gestelde voorwaarden voldaan en heeft de werknemer de hem aangeboden aandelen geaccepteerd. Hij heeft hierbij een voordeel gerealiseerd, welk voordeel tot zijn loon van dat jaar is gerekend. In 2009 is de dienstbetrekking van de werknemer beëindigd. Hij heeft in verband hiermee in dat jaar naast zijn reguliere beloning een extra beloning in de vorm van een stamrecht genoten.
De inspecteur heeft het in 2008 genoten voordeel uit het aandelenrecht in aanmerking genomen bij de beoordeling of sprake is van een bovenmatige vertrekvergoeding als bedoeld in artikel 32bb van de Wet op de loonbelasting. Het betreffende artikel is ingevoerd op 1 januari 2009 met als doel een extra belasting te heffen ter zake van aan werknemers bij het einde van hun dienstbetrekking toegekende - in de ogen van de wetgever - bovenmatige vertrekvergoedingen. Bij de vraag of sprake is van een vertrekvergoeding heeft de wetgever aangesloten bij het in het jaar van vertrek en het voorafgaande jaar genoten fiscale loon.
De Rechtbank verwerpt het standpunt van de werkgever dat het in 2008 genoten voordeel uit het aandelenrecht buiten aanmerking moet blijven omdat het geen verband houdt met het vertrek van de werknemer in 2009 en omdat sprake zou zijn van excessieve belastingheffing. De wetgever heeft bewust gekozen voor een kwantitatieve benadering van de vertrekvergoeding en heeft bewust een mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs achterwege gelaten. Gelet hierop kan aan de omstandigheid dat de toekenning van het recht op levering van aandelen in 2005 geen verband houdt met het ontslag van de werknemer in 2009, voorbij worden gegaan.
De Rechtbank verwerpt ook het standpunt van de werkgever dat sprake is van een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling van voordelen uit aandelenplannen ten opzichte van de behandeling van voordelen uit optieregelingen.
Het genoten voordeel uit het aandelenrecht is terecht bij het berekenen van de vertrekvergoeding in aanmerking genomen. De inspecteur was ook bevoegd om de betreffende naheffingsaanslag op te leggen. Artikel 8 dan wel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen staan hieraan niet in de weg.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum instantie
9 februari 2012
Rolnummer
AWB11/1554
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BV3134
bwbid=bwbr0&artikel=20,bwbid=bwbr0&artikel=8,bwbid=bwbr0&artikel=32bb

Naar de bovenkant van de pagina