Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten(3)
  • Jurisprudentie(82)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een vrouw heeft samen met haar echtgenoot twee kinderen. Ze is in 2009 vier dagen per week in loondienst werkzaam geweest. De echtgenoot van de vrouw kan de kinderen vanwege een chronische ziekte niet verzorgen/opvoeden. Sinds 2006 maakt het echtpaar gebruik van kinderopvang. De uitgaven voor de kinderopvang zijn in de jaren 2006, 2007 en 2008 in de aangiften in aftrek gebracht. De aftrek is over die jaren verleend.
In de aangifte over 2009 heeft de vrouw € 12.316 aan specifieke zorgkosten in aftrek gebracht in verband met de uitgaven voor kinderopvang. De inspecteur heeft het gehele bedrag aan specifieke zorgkosten gecorrigeerd.
In geschil is of de uitgaven voor kinderopvang gekwalificeerd kunnen worden als uitgaven voor extra gezinshulp als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet IB 2001.
Hiervoor is vereist dat een rechtstreeks verband bestaat tussen de uitgaven en de ziekte of invaliditeit en dat de bewuste kosten aangemerkt kunnen worden als specifieke zorgkosten in de zin van de limitatieve opsomming van artikel 6.17, eerste lid Wet IB 2001. De vrouw slaagt er niet in om dit aannemelijk te maken.
Er is sprake van een te ver verwijderd verband tussen de kosten van kinderopvang en de invaliditeit van de echtgenoot, nog daargelaten dat bij kinderopvang in beginsel niet kan worden gesproken van ‘extra gezinshulp’.
Er is ook geen sprake van de door de vrouw aangehaalde uitzonderingssituatie waarin noodgedwongen gebruik is gemaakt van kinderopvang ter vervanging van thuiszorg/gezinshulp. Er bestond namelijk geen aanspraak op thuiszorg/extra gezinshulp.
Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat de door de vrouw gemaakte kosten voor kinderopvang niet in aftrek kunnen worden gebracht als uitgaven voor specifieke zorgkosten.
Evenals de Rechtbank verwerpt het Hof het beroep van de vrouw op het vertrouwensbeginsel omdat niet kan worden gezegd dat de inspecteur bij de vrouw de indruk heeft kunnen wekken dat het accepteren van de kosten in de voorgaande jaren berustte op een bewuste standpuntbepaling.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
6 maart 2014
Rolnummer
13/00356
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:838
bwbid=bwbr0&artikel=6.1,bwbid=bwbr0&artikel=6.17

Naar de bovenkant van de pagina