Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Kort gezegd had een BV rechtstreeks tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten van 8 maart 1996 geprocedeerd en tegelijkertijd ook door middel van een verzoek tot terugbetaling. De procedure tegen de uitnodiging tot betaling van douanerechten had zij bij uitspraak van de Douanekamer van 5 november 2003 gewonnen. De uitnodiging was daarbij vernietigd en aan de BV was tevens een proceskostenvergoeding van 30.000 euro toegekend. De procedure inzake de terugbetaling was zijn eigen weg gegaan en had er toe geleid dat het verzoek aan de EG-commissie was voorgelegd. Bij uitspraak van de inspecteur van 4 november 2003 was aan de BV een relatief klein bedrag teruggegeven. Het Hof oordeelt dat als gevolg van zijn uitspraak van 5 november 2003 het beroep tegen de uitspraak inzake het verzoek om terugbetaling niet-ontvankelijk is, maar geeft de BV wegens het jarenlang stilzitten van de douane toch nog een proceskostenvergoeding van 10.000 euro. A-G De Wit is echter van oordeel dat gelet op de twee gescheiden procedures dit laatste beroep wel degelijk ontvankelijk is. Hij oordeelt dat het beroep alsnog behandeld moet worden inclusief de kwestie van de kostenvergoeding in de bezwaarfase en het verzoek om schadevergoeding.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
1996-1997
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
26 januari 2006
Rolnummer
03/4195DK
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2006:AV0634

Naar de bovenkant van de pagina