Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een in Luxemburg gevestigd paraplubeleggingsfonds (verder: het fonds) heeft in de jaren 2007 en 2008 portfoliodividenden ontvangen vanuit Nederland.
Daarop is 15% Nederlandse dividendbelasting ingehouden die het fonds in Luxemburg niet heeft kunnen verrekenen omdat zij aldaar niet is onderworpen aan een belasting naar de winst.
Het fonds heeft over de tweede helft van 2007 en over 2008 om teruggaaf van dividendbelasting verzocht. De inspecteur heeft de teruggaaf niet verleend.
Het fonds stelt dat het niet verlenen van de teruggaaf in strijd is met het vrije kapitaalverkeer (artikel 63 VWEU).
Een ingezeten fiscale beleggingsinstelling (fbi) zou tot 2008 de teruggaaf namelijk wel verkrijgen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant en Hof Den Bosch hebben het fonds geen gelijk gegeven.
Het fonds heeft cassatieberoep ingesteld met de stelling dat het Hof het fonds ten onrechte niet objectief vergelijkbaar heeft geacht met een ingezeten fbi.
A-G Wattel meent dat het cassatieberoep van het fonds slaagt. Het Hof heeft namelijk niet onderzocht in hoeverre de buitenlandsituatie benadeeld wordt, noch of die eventuele indirecte benadeling van de buitenlandsituatie door de gelijkmatigheidseis in de juiste verhouding staat tot het beoogde doel van misbruikbestrijding.
De staatssecretaris van Financiën heeft zich verweerd en tegelijk - kennelijk voorwaardelijk - incidenteel om cassatie verzocht.
A-G Wattel meent met de staatssecretaris dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de niet-onderworpenheid van het fonds aan inhoudingsplicht voor de Nederlandse dividendbelasting - waaraan een ingezeten fbi wél is onderworpen - niet in de weg zou staan aan vergelijkbaarheid met een ingezeten fbi.
Derhalve slaagt ook het cassatieberoep van de staatssecretaris.
Hierdoor ontvalt de zin aan vernietigen en verwijzen op basis van het op zichzelf gegronde cassatieberoep van het fonds.
De A-G geeft de Hoge Raad daarom in overweging om beide cassatieberoepen gegrond te verklaren maar 's Hofs dictum, wat er zij van diens gronden ervoor, te bevestigen.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2007-2008
Instantie
A-G
Datum instantie
19 maart 2015
Rolnummer
14/03956
ECLI
ECLI:NL:PHR:2015:355

Naar de bovenkant van de pagina