Samenvatting
Een Ltd. handelt in metalen en beheerst het gehele proces. Zij levert de zendingen eerst aan een Nederlandse BV die deze op aanwijzing van de Ltd. onmiddellijk doorlevert aan de uiteindelijke afnemer, die in Spanje is gevestigd. Van de koopsom ontvangt de BV 5% en de Ltd. 95%. Nagenoeg alle leveringen aan en door de BV vinden plaats in een “warehouse” in het Rotterdamse havengebied. De goederen worden aldaar afgehaald. De inspecteur heeft van de Spaanse fiscus niet de bevestiging kunnen krijgen dat de goederen intracommunautair in Spanje terecht gekomen zijn en acht het door de BV aangevoerde bewijs niet voldoende. De naheffingsaanslag wordt bevestigd. Dat gebeurt ook voor zover het transacties betreft die niet via het warehouse zijn gelopen. De bewering van de BV dat die leveringen in Duitsland hebben plaatsgevonden kan zij ook niet aantonen.BRON
UITSPRAAK op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B. V. te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Ondernemingen van de Belastingdienst, betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
1. Naheffingsaanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is gedagtekend 25 april 2001 over het tijdvak 1 oktober 1999 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, ten bedrage van f 8.347.820.
1.2. Gedagtekend 22 mei 2001 heeft belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 10 augustus 2001 heeft de Inspecteur dit bezwaar afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van € 204,20. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 September 2002 gehouden te Den Haag. Aldaar zijn partijen verschenen.
2.3. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt.
3 Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
3.1. Belanghebbende, opgericht 4 oktober 1982, is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan de 35 uitgegeven aandelen sedert 20 oktober 1999 als trustee worden gehouden door haar directeur A (1)alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B B. V.(34)voor een S. A., een te 0 in P gevestigde vennootschap. Na de naamswijziging van belanghebbende op 12 november 1999 in X B. V. treedt zij ingevolge een eveneens op die datum met een AG gesloten zogenoemde Agency Agreement op als handelsagent in voor zover hier van belang -metalen. Als zodanig is zij ondernemer in de zin der Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Zij ontvangt van de behaalde "gross profit" 5 percent. De overige 95 percent wordt betaald aan de A. G.
3.2. Al de ingekochte metalen krijgt belanghebbende geleverd door een Ltd. Van een vaste inrichting van laatstgenoemde onderneming verneemt belanghebbende aan wie en tegen welke prijs de onderwerpelijke goederen moeten worden verkocht en geleverd. In het onderhavige geval betreft dit
enkel verkopen en leveringen aan in Spanje gevestigde afnemers.
3.3. De in-en de verkooptransactie van een zelfde partij goederen hebben telkens op dezelfde dag plaats. Gelijktijdig met de inkoopfactuur wordt voor dezelfde partij goederen een verkoopfactuur opgemaakt. Betaling van de inkoop geschiedt na betaling van de verkoop. Behoudens de leveringen met de nummers 113, 120 tot en met 124, 131 en 147 aan en door belanghebbende van de onderwerpelijke goederen geschieden deze alle in een in Nederland gelegen havengebied in een zogenoemd warehouse. In 1999 bedraagt de aldus gerealiseerde omzet f 5.539.087. In 2000 is deze f 50.516.611. Hiervan heeft op de uitgezonderde leveringen betrekking een omzet ter grootte van f 3.389.297.
3.4. Behoudens de in 3.3. genoemde uitzonderingen halen de Spaanse afnemers de goederen op in het havengebied. Zij regelen het vervoer. Afhaalverklaringen als bedoeld in het Besluit van 20 juni 1995, nr. VB 95/2120, gewijzigd bij Besluit van 10 november 1995, nr. VB 95/3447, van de staatssecretaris van Financien (hierna: mededeling 38)zijn er niet. De door belanghebbende in de onderwerpelijke periode aan als in Spanje geregistreerde Spaanse afnemers aangeduide personen geleverde goederen zijn door dezen aldaar niet als intra-communautaire verwervingen aangegeven.
3.5. Zich op het standpunt stellend dat belanghebbende ten onrechte de in 3.3. bedoelde leveringen onder de toepassing van het tarief van nihil heeft gebracht, dan we1 ten onrechte genoemde leveringen hier te lande niet belastbaar heeft geacht, heeft de Inspecteur de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd, berekend als volgt: 17,5/117,5 maal (f 5.539.087 plus f 50.516.611).
4 Omschrijving geschil en standpunten van partijen 4.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht en tot een juist bedrag de onderwerpelijke naheffingsaanslag heeft opgelegd. Meer specifiek moet de vraag worden beantwoord of door belanghebbende tot een bedrag van € 1.537.996 leveringen zijn verricht, die niet hier te lande hebben plaatsgevonden en of belanghebbende ter zake van de hier te lande verrichte leveringen terecht het tarief van nihil heeft toegepast, welke beide vragen belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder een pleitnota. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
5 Conclusies van partijen
5.1. Het beroep van belanghebbende strekt primair en subsidiair tot vernietiging van de bestreden uitspraak en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag met een bedrag van € 229.063.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Overweqinqen omtrent het qeschil
6.1. Naar partij en desgevraagd ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard en bevestigd, staat tussen hen vast dat in het onderwerpelijke geval reele transacties hebben plaatsgehad en dat goederen in de zin der Wet zijn geleverd.
6.2. Met betrekking tot de door de Inspecteur weersproken stelling van belanghebbende dat de leveringen met de nummers 113, 120 tot en met 124, 131 en 147 niet hier te lande, maar in Duitsland hebben plaatsgehad, overweegt het Hof het volgende. Gelet op het bepaalde in artikel 32 van de Wet dient belanghebbende, nu zij in Nederland is gevestigd en niet in geschil is dat zij leveringen heeft verricht, aan de hand van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers het tegendeel aan te tonen van de fictie dat de leveringen van belanghebbende in Nederland zijn verricht. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd acht het Hof haar hierin niet geslaagd.
6.3. Met betrekking tot de overige in de naheffingsaanslag begrepen leveringen is tussen partijen niet in geschil dat deze hier te lande hebben plaatsgehad. Voor deze leveringen alsmede, gelet op het onder 6.2 overwogene, voor die leveringen, welke mitsdien voor het onderwerpelijke geschil alle als binnenlandse leveringen kwalificeren, overweegt het Hof het volgende.
6.4. Gelet op het bepaalde in artikel 9, lid 1, van de Wet bedraagt de omzetbelasting 17,5 percent. Weliswaar kent artikel 9, lid 2, onderdeel b, van de Wet de mogelijkheid van toepassing van het tarief van nihil, maar het Hof acht belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, er niet in geslaagd de aanspraak op toepassing van dat tarief voor de onderwerpelijke leveringen uit boeken en bescheiden te doen blijken. Het door de Inspecteur in bijlage 16 bij het verweerschrift overgelegde resultaat van de gegevensuitwisseling met de Spaanse fiscus, op zichzelf beschouwd noch gevoegd bij hetgeen belanghebbende heeft aangedragen, leidt het Hof tot een ander oordeel. Terecht heeft de Inspecteur ter zitting erop gewezen, en belanghebbende heeft zulks erkend, dat voor de hier te maken beoordeling cruciale informatie ontbreekt. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, ligt het naar 's Hofs oordeel niet op de weg van de Inspecteur om die informatie, met name waar het gaat om de vraag of de goederen daadwerkelijk zijn vervoerd naar afnemers in Spanje, te vergaren.
Voorts heeft belanghebbende onvoldoende feiten en omstandig heden gesteld en, voor zover gesteld, tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt, die gelet op het bepaalde in mededeling 38 toepassing van een tarief van nihil rechtvaardigen. Met name kan, alle feiten en omstandigheden van de onderwerpelijke transacties in aanmerking nemende, niet worden geconcludeerd dat belanghebbende heeft aangetoond bij de toepassing van het nultarief de vereiste zorgvuldigheid te hebben betracht.
6.5. Het vorenstaande in combinatie met de omstandigheid dat de cijfers op zich tussen partijen niet worden betwist, leidt het Hof tot de conclusie de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd, dat het beroep ongegrond is en dat moet worden beslist als volgt.
7. Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8: 85 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld op 18 oktober 2002 door mrs. Sanders, Tromp en Verhagen. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Van Alphen.
1. Naheffingsaanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is gedagtekend 25 april 2001 over het tijdvak 1 oktober 1999 tot en met 31 december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, ten bedrage van f 8.347.820.
1.2. Gedagtekend 22 mei 2001 heeft belanghebbende tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 10 augustus 2001 heeft de Inspecteur dit bezwaar afgewezen.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van € 204,20. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 6 September 2002 gehouden te Den Haag. Aldaar zijn partijen verschenen.
2.3. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting een proces-verbaal opgemaakt.
3 Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
3.1. Belanghebbende, opgericht 4 oktober 1982, is een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid waarvan de 35 uitgegeven aandelen sedert 20 oktober 1999 als trustee worden gehouden door haar directeur A (1)alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B B. V.(34)voor een S. A., een te 0 in P gevestigde vennootschap. Na de naamswijziging van belanghebbende op 12 november 1999 in X B. V. treedt zij ingevolge een eveneens op die datum met een AG gesloten zogenoemde Agency Agreement op als handelsagent in voor zover hier van belang -metalen. Als zodanig is zij ondernemer in de zin der Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). Zij ontvangt van de behaalde "gross profit" 5 percent. De overige 95 percent wordt betaald aan de A. G.
3.2. Al de ingekochte metalen krijgt belanghebbende geleverd door een Ltd. Van een vaste inrichting van laatstgenoemde onderneming verneemt belanghebbende aan wie en tegen welke prijs de onderwerpelijke goederen moeten worden verkocht en geleverd. In het onderhavige geval betreft dit
enkel verkopen en leveringen aan in Spanje gevestigde afnemers.
3.3. De in-en de verkooptransactie van een zelfde partij goederen hebben telkens op dezelfde dag plaats. Gelijktijdig met de inkoopfactuur wordt voor dezelfde partij goederen een verkoopfactuur opgemaakt. Betaling van de inkoop geschiedt na betaling van de verkoop. Behoudens de leveringen met de nummers 113, 120 tot en met 124, 131 en 147 aan en door belanghebbende van de onderwerpelijke goederen geschieden deze alle in een in Nederland gelegen havengebied in een zogenoemd warehouse. In 1999 bedraagt de aldus gerealiseerde omzet f 5.539.087. In 2000 is deze f 50.516.611. Hiervan heeft op de uitgezonderde leveringen betrekking een omzet ter grootte van f 3.389.297.
3.4. Behoudens de in 3.3. genoemde uitzonderingen halen de Spaanse afnemers de goederen op in het havengebied. Zij regelen het vervoer. Afhaalverklaringen als bedoeld in het Besluit van 20 juni 1995, nr. VB 95/2120, gewijzigd bij Besluit van 10 november 1995, nr. VB 95/3447, van de staatssecretaris van Financien (hierna: mededeling 38)zijn er niet. De door belanghebbende in de onderwerpelijke periode aan als in Spanje geregistreerde Spaanse afnemers aangeduide personen geleverde goederen zijn door dezen aldaar niet als intra-communautaire verwervingen aangegeven.
3.5. Zich op het standpunt stellend dat belanghebbende ten onrechte de in 3.3. bedoelde leveringen onder de toepassing van het tarief van nihil heeft gebracht, dan we1 ten onrechte genoemde leveringen hier te lande niet belastbaar heeft geacht, heeft de Inspecteur de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd, berekend als volgt: 17,5/117,5 maal (f 5.539.087 plus f 50.516.611).
4 Omschrijving geschil en standpunten van partijen 4.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht en tot een juist bedrag de onderwerpelijke naheffingsaanslag heeft opgelegd. Meer specifiek moet de vraag worden beantwoord of door belanghebbende tot een bedrag van € 1.537.996 leveringen zijn verricht, die niet hier te lande hebben plaatsgevonden en of belanghebbende ter zake van de hier te lande verrichte leveringen terecht het tarief van nihil heeft toegepast, welke beide vragen belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken, waaronder een pleitnota. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht.
5 Conclusies van partijen
5.1. Het beroep van belanghebbende strekt primair en subsidiair tot vernietiging van de bestreden uitspraak en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag met een bedrag van € 229.063.
5.2. De Inspecteur heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
6. Overweqinqen omtrent het qeschil
6.1. Naar partij en desgevraagd ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard en bevestigd, staat tussen hen vast dat in het onderwerpelijke geval reele transacties hebben plaatsgehad en dat goederen in de zin der Wet zijn geleverd.
6.2. Met betrekking tot de door de Inspecteur weersproken stelling van belanghebbende dat de leveringen met de nummers 113, 120 tot en met 124, 131 en 147 niet hier te lande, maar in Duitsland hebben plaatsgehad, overweegt het Hof het volgende. Gelet op het bepaalde in artikel 32 van de Wet dient belanghebbende, nu zij in Nederland is gevestigd en niet in geschil is dat zij leveringen heeft verricht, aan de hand van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers het tegendeel aan te tonen van de fictie dat de leveringen van belanghebbende in Nederland zijn verricht. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd acht het Hof haar hierin niet geslaagd.
6.3. Met betrekking tot de overige in de naheffingsaanslag begrepen leveringen is tussen partijen niet in geschil dat deze hier te lande hebben plaatsgehad. Voor deze leveringen alsmede, gelet op het onder 6.2 overwogene, voor die leveringen, welke mitsdien voor het onderwerpelijke geschil alle als binnenlandse leveringen kwalificeren, overweegt het Hof het volgende.
6.4. Gelet op het bepaalde in artikel 9, lid 1, van de Wet bedraagt de omzetbelasting 17,5 percent. Weliswaar kent artikel 9, lid 2, onderdeel b, van de Wet de mogelijkheid van toepassing van het tarief van nihil, maar het Hof acht belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, er niet in geslaagd de aanspraak op toepassing van dat tarief voor de onderwerpelijke leveringen uit boeken en bescheiden te doen blijken. Het door de Inspecteur in bijlage 16 bij het verweerschrift overgelegde resultaat van de gegevensuitwisseling met de Spaanse fiscus, op zichzelf beschouwd noch gevoegd bij hetgeen belanghebbende heeft aangedragen, leidt het Hof tot een ander oordeel. Terecht heeft de Inspecteur ter zitting erop gewezen, en belanghebbende heeft zulks erkend, dat voor de hier te maken beoordeling cruciale informatie ontbreekt. Anders dan belanghebbende kennelijk meent, ligt het naar 's Hofs oordeel niet op de weg van de Inspecteur om die informatie, met name waar het gaat om de vraag of de goederen daadwerkelijk zijn vervoerd naar afnemers in Spanje, te vergaren.
Voorts heeft belanghebbende onvoldoende feiten en omstandig heden gesteld en, voor zover gesteld, tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt, die gelet op het bepaalde in mededeling 38 toepassing van een tarief van nihil rechtvaardigen. Met name kan, alle feiten en omstandigheden van de onderwerpelijke transacties in aanmerking nemende, niet worden geconcludeerd dat belanghebbende heeft aangetoond bij de toepassing van het nultarief de vereiste zorgvuldigheid te hebben betracht.
6.5. Het vorenstaande in combinatie met de omstandigheid dat de cijfers op zich tussen partijen niet worden betwist, leidt het Hof tot de conclusie de naheffingsaanslag terecht en niet tot een te hoog bedrag is opgelegd, dat het beroep ongegrond is en dat moet worden beslist als volgt.
7. Proceskosten en griffierecht
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8: 85 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is vastgesteld op 18 oktober 2002 door mrs. Sanders, Tromp en Verhagen. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Van Alphen.
Metadata
Rubriek(en)
OmzetbelastingInstantie
Hof Den HaagDatum instantie
18 oktober 2002Rolnummer
01.02412