Direct naar content gaan

Samenvatting

In een drietal arresten van de Hoge Raad van 23 mei 2014 (zaken nrs 12/04575, 12/05645 en 13/00215) komt het volgende aan de orde: Artikel 15e(l) (sinds 2007: art. 12a(l)) Wet Vpb bestrijdt sinds 2001 handel in lichamen met een herinvesteringsreserve (HIR-lichamen) die in wezen niet zullen herinvesteren, maar kasgeldvennootschappen (aan het worden) zijn.
Naar haar tekst bestreek de bepaling tot 1 januari 2013 niet alle gevallen die de wetgever volgens de regering op het oog had, met name niet de gevallen waarbij al dan niet op instigatie van de toekomstige aandeelhouder door het HIR-lichaam reeds wordt geherinvesteerd v贸贸r het belang in dat lichaam wijzigt, waardoor er op het moment van belangwijziging geen HIR (meer) is, zodat die ook niet kan vrijvallen.
Met de inspecteur, maar anders dan Rechtbank Arnhem, Hof Arnhem en A-G Wattel, oordeelt de Hoge Raad dat er in deze situaties in beginsel sprake is van fraus legis. De zaken zijn verwezen naar Hof Amsterdam voor nader feitelijk onderzoek.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
23 mei 2014
Rolnummer
12/05645
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:1186
bwbid=bwbr0&artikel=12a,bwbr0002672&artikel=12a&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina