Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Is een in België gevestigde BV loonheffing verschuldigd voor de werkzaamheden die de eveneens in België wonende dga zowel in dat land als in Nederland verricht?
De BV meent van niet, maar de Nederlandse inspecteur is een andere mening toegedaan.
Omdat de BV over het tijdvak januari 2007 geen aangifte loonheffingen heeft gedaan, heeft de inspecteur een naheffingsaanslag en een verzuimboete opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de dga een werknemer is waarvoor de BV loonbelasting had moeten inhouden.
De BV heeft bij brief gemotiveerd weergegeven waarom ze van mening is niet inhoudingsplichtig te zijn. De BV doet een beroep op de jurisprudentie van de Hoge Raad waarin is beslist dat indien een belastingplichtige zijn aangiftebiljet oningevuld terugzendt maar daarbij gemotiveerd aangeeft dat en waarom hij van mening is niet belastingplichtig te zijn, hem niet verweten kan worden dat hij nalatig is gebleven in het doen van aangifte. Uit het dossier blijkt dat nog voor de uitspraak op bezwaar uitvoerig is gecorrespondeerd over onder meer de vraag of de BV inhoudingsplichtig was of niet.
A-G Niessen meent dat indien, zoals in het onderhavige geval, de inspecteur duidelijk kenbaar heeft gemaakt het standpunt van de BV omtrent de inhoudingsplicht niet te delen en de BV heeft verzocht alsnog aangifte te doen, van de BV niet langer gezegd kan worden dat deze niet nalatig is bij het doen van aangifte. Het beroep van de BV op voornoemde jurisprudentie faalt.
De BV heeft voorts betoogd dat doordat zij is onderworpen aan de opcentiemen, de uitzondering van artikel 2, lid 5, Wet LB van toepassing is. Dit artikel schrijft voor dat geen inhoudingsplicht bestaat indien het loon uit de dienstbetrekking - met inachtneming van het belastingverdrag met België -, feitelijk is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door een andere mogendheid wordt geheven. De A-G meent dat bij de totstandkoming van het Verdrag door België bewust een voorbehoud is gemaakt met betrekking tot de opcentiemen. Dit heeft tot gevolg dat België voor de opcentiemen geen voorkoming verleent ondanks dat het heffingsrecht over de grondslag daarvoor zijnde het loon in het Verdrag aan Nederland is toegewezen. In zoverre is het loon onderworpen aan een belasting. Voorts meent de A-G dat de instantie voor wiens rekening de opcentiemen geheven worden, niet een andere mogendheid is in de zin van artikel 2 lid 5 Wet LB. Het gaat om een gemeentelijke heffing die uit doelmatigheid wordt geïnd door de staat België.
Conclusie: cassatieberoep ongegrond!

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
A-G
Datum instantie
6 februari 2013
Rolnummer
12/00517
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:BZ1901
bwbid=bwbr0&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina