Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een Australische financiële instelling heeft geen vaste inrichting in Nederland en haar afnemers zijn alle buiten de EU gevestigd. Haar prestaties kwalificeren als bank-, financiële- en verzekeringsverrichtingen in de zin van artikel 9, lid 2, letter e, vijfde gedachtestreepje van de Zesde richtlijn en de in artikel 13, B, onder d, punten 1 tot en met 5 Zesde richtlijn genoemde verrichtingen. In 1995 is door Nederlandse ondernemers voor geleverde prestaties fl. 745 OB in rekening gebracht. De Australische ondernemer, die geen prestaties ten behoeve van in de EU gevestigde afnemers heeft verricht, wenst op grond van artikel 33, lid 2 en 3 Wet OB de in rekening gebrachte OB terug te ontvangen. De inspecteur heeft die teruggave geweigerd omdat de Dertiende richtlijn alleen teruggave van OB toestaat voor de handelingen genoemd in artikel 17, derde lid, onderdelen a en b van de Zesde richtlijn, maar niet voor die van onderdeel c van dat derde lid, dat verwijst naar de vrijstelling van artikel 13, B, onderdelen a en b, punten 1 tot en met 5 van de Zesde richtlijn. Het Hof verleent die teruggave toch. Weliswaar verwijzen de Achtste en de Dertiende richtlijn niet naar onderdeel c van het derde lid van artikel 17 Zesde richtlijn maar dat houdt blijkens de jurisprudentie van Hoge Raad 18 december 1985 BNB 1986/ 104 en Hof van Justitie EG 26 september 1996 C-302/93 BNB 1997/95 voor de daaronder vallende handelingen niet in dat het teruggavenrecht daarvoor is ingetrokken. Bovendien kent de Nederlandse wet geen voorbehoud ten aanzien van de handelingen van genoemd onderdeel c.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1995
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
24 september 2004
Rolnummer
97.20403
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AR5866

Naar de bovenkant van de pagina