Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Dit arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) is gewezen naar aanleiding van een procedure die bij de Korkein hallinto oikeus (hoogste Fins administratief gerechtshof) is ingesteld door de vennootschap naar Fins recht Aberdeen Property Fininvest Alpha Oy („Alpha”) met betrekking tot de inhouding van bronbelasting op de dividenden die dienen te worden uitgekeerd aan Aberdeen Property Nordic Fund I SICAV (hierna: „Nordic Fund SICAV”), een in Luxemburg gevestigde beleggingsmaatschappij met variabel kapitaal (SICAV) naar Luxemburgs recht. De zaak is begonnen toen Alpha aan de Keskusverolautakunta (centrale belastingcommissie) heeft gevraagd of zij bronbelasting diende in te houden op de aan Nordic Fund SICAV uitgekeerde dividenden, gelet op het EG-verdrag en op het feit dat een dividend dat is uitgekeerd aan een Finse naamloze vennootschap die vergelijkbaar is met een SICAV en in onroerend goed investeert, of met een andere gelijkwaardige entiteit die in Finland is gevestigd, krachtens de Finse wetgeving geen belastbaar inkomen zou zijn en evenmin aan bronbelasting onderworpen zou zijn.
De Keskusverolautakunta heeft op 25 januari 2006 geoordeeld dat Alpha bronbelasting diende in te houden op de aan Nordic Fund SICAV uitgekeerde dividenden. De Keskusverolautakunta heeft daarbij onder andere opgemerkt dat SICAV’s niet voorkomen op de lijst in de bijlage bij de moeder-dochterrichtlijn en geen inkomstenbelasting betalen in de lidstaat waar zij zijn gevestigd, zodat Nordic Fund SICAV niet kan worden beschouwd als een vennootschap in de zin van de moeder-dochterrichtlijn en het aan haar uitgekeerde dividend dus niet van bronbelasting mag worden vrijgesteld. Verder heeft de Keskusverolautakunta erop gewezen dat Nordic Fund SICAV weliswaar vergelijkbaar is met een Finse naamloze vennootschap („osakeyhtiö”), maar ook op meerdere punten daarvan verschilt. Uiteindelijk belandde de zaak bij de Korkein hallinto oikeus en die stelde de volgende prejudiciële vragen: "Moeten de artikelen 43 EG en 48 EG alsmede de artikelen 56 EG en 58 EG aldus worden uitgelegd dat voor de concretisering van de daarin vastgelegde fundamentele vrijheden van het EG-verdrag een naamloze vennootschap of een beleggingsfonds naar Fins recht en een SICAV naar Luxemburgs recht vergelijkbaar moeten worden geacht, ondanks dat het Finse recht geen vennootschapsvorm kent die volstrekt overeenstemt met een SICAV, die een vennootschap is naar Luxemburgs recht en niet staat vermeld op de lijst van vennootschappen bedoeld in artikel 2, sub a, van de moeder-dochterrichtlijn (90/435) en ondanks dat de SICAV op grond van de nationale belastingwetgeving van Luxemburg is vrijgesteld van inkomstenbelasting? Staan derhalve de genoemde bepalingen van het EG-Verdrag eraan in de weg dat de in Luxemburg gevestigde SICAV-vennootschap als dividendgerechtigde niet in Finland is vrijgesteld van de bronbelasting op dividenden?".
Het EHvJ heeft deze vragen als volgt beantwoord: De artikelen 43 EG en 48 EG moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen de wettelijke regeling van een lidstaat waarbij dividenden die door een in deze staat ingezeten dochtervennootschap worden uitgekeerd aan een in dezelfde staat gevestigde naamloze vennootschap, van bronbelasting worden vrijgesteld, terwijl soortgelijke dividenden die worden uitgekeerd aan een in een andere lidstaat gevestigde moedervennootschap die de rechtsvorm heeft van een beleggingsmaatschappij met variabel kapitaal (SICAV), die onbekend is in het recht van eerstgenoemde staat en niet voorkomt op de lijst van vennootschappen van artikel 2, sub a, van de moeder-dochterrichtlijn en die krachtens de wettelijke regeling van de andere lidstaat is vrijgesteld van inkomstenbelasting, wel aan deze bronbelasting is onderworpen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HvJ
Datum instantie
18 juni 2009
Rolnummer
C-303/07

Naar de bovenkant van de pagina