Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(2)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een CEO heeft in 2008 een pakket aandelen ontvangen. In oktober 2009 wordt de dienstbetrekking beëindigd en wordt een vertrekvergoeding toegekend. Met ingang van 1 januari 2009 is artikel 32bb Wet LB 1964 (pseudo-eindheffing excessieve vertrekvergoeding) in werking getreden. Voor de heffingsgrondslag wordt aangesloten bij het loon van het jaar van vertrek plus dat van het voorafgaande kalenderjaar. In geschil is of het voordeel uit hoofde van de verwerving van de aandelen in 2008 mag worden begrepen in de grondslag van de pseudo-eindheffing. Volgens het Hof is er sprake van materieel terugwerkende kracht, omdat loon in aanmerking wordt genomen dat is genoten in 2008, dus voor inwerkingtreding van de regeling. De door de wetgever aangevoerde rechtvaardigingsgronden zijn ontoereikend. Nu het gaat over een zeer aanzienlijk belang en belanghebbende de invoering van een regeling als de onderhavige niet verwachtte en redelijkerwijs niet kon voorzien, komt de regeling naar het oordeel van het Hof in strijd met artikel 1 van het EVRM.
Tegen dit oordeel heeft de Staatssecretaris cassatieberoep ingesteld en A-G Niessen geeft hem gelijk.
Hij concludeert dat tegenover de weinig overtuigende argumenten voor de terugwerkende kracht staat dat de maatregel in strikt formele zin niet terugwerkt, en dat de heffing de vertrekvergoeding van de werknemer niet inperkt, een ruime vrije voet kent en in het onderhavige geval de belastingplichtige werkgever niet excessief raakt.
Conclusie: het cassatieberoep is gegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2009
Instantie
A-G
Datum instantie
24 september 2013
Rolnummer
13/01431
ECLI
ECLI:NL:PHR:2013:979
entry not found in index

Naar de bovenkant van de pagina