Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Twee bestuurders van een BV - een echtpaar - zijn aansprakelijk gesteld voor door de BV verschuldigde maar niet-betaalde omzetbelasting. De Rechtbank heeft de aansprakelijkstellingen vernietigd.
Het Hof heeft het door de Ontvanger ingestelde hoger beroep gegrond verklaard.
In cassatie klagen de bestuurders dat het Hof bij zijn beoordeling ten onrechte voorbij is gegaan aan een in hoger beroep overgelegde brief van 7 oktober 2004 aan de Ontvanger waarin volgens de bestuurders een melding van betalingsonmacht is gedaan.
De Hoge Raad stelt voorop dat melding van betalingsonmacht wordt gedaan uiterlijk twee weken na de dag waarop de verschuldigde belasting behoorde te zijn afgedragen of voldaan. Dit is bepaald in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 (UBIW 1990). Het tweede lid van dit artikel geeft een zelfstandige, van het eerste lid afwijkende regeling voor gevallen waarin een naheffingsaanslag wordt opgelegd vanwege de omstandigheid dat de verschuldigde belasting meer beloopt dan die welke overeenkomstig de aangifte is dan wel had moeten worden afgedragen of voldaan. De regeling houdt in dat, voor zover laatstbedoelde omstandigheid niet is te wijten aan opzet of grove schuld van het lichaam, de mededeling kan worden gedaan uiterlijk twee weken na de vervaldag van die aanslag.
In het onderhavige geval is sprake van een situatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 7 UBIW 1990. De in artikel 7, lid 2 UBIW 1990 bedoelde mededeling kon in casu niet met vrucht worden gedaan nu het Hof - in cassatie onbestreden - heeft geoordeeld dat ter ter zake van de nageheven belasting sprake is van opzet of grove schuld van de vennootschap. Het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2007, nr. C05/220HR, LJN AZ6218 houdt weliswaar in dat een op zeker tijdstip gedane melding van betalingsonmacht haar betekenis blijft behouden zolang nog sprake is van betalingsachterstand, maar die regel geldt slechts voor belastingbedragen die zijn aangegeven.
Gelet op het voorgaande is het cassatieberoep van de bestuurders ongegrond wat er zij van het antwoord op de vraag of de brief van 7 oktober 2004 is aan te merken als een mededeling van betalingsonmacht.
Enigszins anders A-G Van Ballegooijen.

Metadata

Rubriek(en)
OMZETBELASTING
Belastingtijdvak
2002
Instantie
HR
Datum instantie
23 december 2011
Rolnummer
10/01211
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BR7038
ECLI:NL:PHR:2011:BR7038
bwbid=bwbr0&artikel=36,bwbid=bwbr0&artikel=7

Naar de bovenkant van de pagina