Metadata
Reclamebelasting / een op een muur aangebrachte muurschildering bevat geen reclame
Hof Den Haag, 22 juni 2005
Samenvatting
Een (deel)gemeente wil een industrieterrein, dat aan een nieuwe woonwijk grenst, mede met het oog op de veiligheid een facelift geven. Storend is bijvoorbeeld dat direct aan een openbaar plantsoen een grauwe blinde muur van 6 bij 10 meter van een bedrijfspand grenst. De (deel)gemeente weet de eigenaar te bewegen om op die muur een kleurrijke schildering aan te laten brengen. Die schildering bevat geen naamvermelding, reclametekst, logo of een product waarin het bedrijf handelt. Afgesproken was dat de schildering niet als reclame-uiting zou worden aangemerkt. Niettemin wordt voor die muurschildering een aanslag reclamebelasting opgelegd. Het Hof oordeelt dat van reclame geen sprake is en vernietigt de aanslag.BRON
PROCES-VERBAAL
van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. statutair gevestigd te Z tegen de uitspraak van de directeur Gemeentebelastingen van de Gemeente P, hierna: de Inspecteur, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2003.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 juni 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen (. . .)namens belanghebbende alsmede (. . .) en (. . .)namens de Inspecteur.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslag met € 992,14,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende gevallen, vastgesteld op € 100 aan reis- en verletkosten, onder aanwijzing van de gemeente Rotterdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de gemeente Rotterdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1.Belanghebbende exploiteert een bedrijf dat op het terrein van bliksembeveiliging en ontstoringstechniek opereert. Het verricht tevens inspectie- en adviesdiensten. Belanghebbende heeft de beschikking over een pand aan de a-straat 1 te P. Dat pand is gesitueerd op het bedrijven/industrieterrein Q te R, een deelgemeente van de gemeente P (hierna: deelgemeente). Het bedrijventerrein grenst aan een vrij nieuwe woonwijk. Één zijkant van het pand bestaande voor een deel uit een betonnen muur van circa 6 bij circa 10 meter grenst direct aan een openbaar plantsoen.
2.Kort na de bouw, medio 1996, is vanwege de gemeente gestart met het stedelijk project "(. . . )" met als kerntaak het industrieterrein een facelift te geven. Door een ad hoc projectgroep van de gemeente P werden destijds gesprekken gevoerd met de bedrijven op het bedrijventerrein Q. Het was de bedoeling te komen tot onder andere een beter ogend bedrijvenpark, alsmede tot een omgeving waar mensen zich veiliger zouden voelen. Meer groenvoorzieningen en minder trucs langs de weg waren zoal aspecten die daartoe zouden moeten bijdragen.
3.Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken is het idee ontstaan even bedoelde zijmuur van een muurschildering te laten voorzien.
Het idee om de grauwe zijgevel op te sieren met een kleurrijk kunstwerk werd door de deelgemeente dan ook zeer toegejuicht.
De muurschildering was allereerst bedoeld als verfraaiing en had tevens de functie te voorkomen dat de desbetreffende muur zou worden gebruikt voor het aanbrengen van graffiti.
4.Bewust is destijds gekozen voor een afbeelding zonder naamsvermelding, zonder reclametekst en zonder logo en zonder afbeelding van enig product uit het leveringsprogramma van belanghebbende. Op die wijze is de muurschildering aangebracht.
In dat geval zou de muurschildering niet als reclame-uiting worden aangemerkt.
5.Aan belanghebbende is ter zake van de muurschildering een aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2003 opgelegd ten bedrage van € 992,14.
6.In geschil is het antwoord op de vraag of voor wat betreft de muurschildering sprake is van een openbare aankondiging die belastbaar is met reclamebelasting, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
7.Voor de standpunten van de partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.
8.Artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2003 luidt als volgt:
Ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg wordt een belasting geheven onder de naam "reclamebelasting".
9. Naar 's Hofs oordeel dient onder de term "openbare aankondigingen" te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. De in geding zijnde muurschildering is geen openbare aankondiging in de zin van de Verordening.
Het betreft hier een unieke, artistieke muurschildering - welke overigens op instigatie van en met instemming van de deelgemeente ter verfraaiing, een en ander in het kader van het stedelijk project "(. . . )", van het industrieterrein tot stand is gebracht door een kunstenaar, - voorstellende een persoon, gesitueerd aan de oever van kennelijk de A, kijkend naar de skyline van P met in de lucht een bliksemschicht.
Hier komt bij dat belanghebbende onvoldoende weersproken heeft gesteld dat zij met het aanbrengen van de muurschildering enkel en alleen heeft beoogd haar bijdrage te leveren aan het veiliger, schoner maken van het industrieterrein Q in het kader van genoemd project. Dat deze bijdrage het oog van het publiek trekt, zodanig dat naar alle waarschijnlijkheid ook de eveneens op de zijmuur aangebrachte tekst "X sinds (. . .)" en "Bliksembeveiling ontstoringstechniek", welke tekst naar tussen partijen niet in geschil is terecht in de heffing van reclamebelasting is betrokken, wordt opgemerkt doet hier niet aan af.
10.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
11.Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, in goede justitie vast op € 100 wegens reis- en verletkosten.
Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Sanders. De beslissing is op 22 juni 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
van de mondelinge uitspraak op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. statutair gevestigd te Z tegen de uitspraak van de directeur Gemeentebelastingen van de Gemeente P, hierna: de Inspecteur, op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2003.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 juni 2005, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen (. . .)namens belanghebbende alsmede (. . .) en (. . .)namens de Inspecteur.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep,
- vermindert de aanslag met € 992,14,
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het beroep aan de zijde van belanghebbende gevallen, vastgesteld op € 100 aan reis- en verletkosten, onder aanwijzing van de gemeente Rotterdam als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de gemeente Rotterdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 273 aan belanghebbende te vergoeden.
Gronden
1.Belanghebbende exploiteert een bedrijf dat op het terrein van bliksembeveiliging en ontstoringstechniek opereert. Het verricht tevens inspectie- en adviesdiensten. Belanghebbende heeft de beschikking over een pand aan de a-straat 1 te P. Dat pand is gesitueerd op het bedrijven/industrieterrein Q te R, een deelgemeente van de gemeente P (hierna: deelgemeente). Het bedrijventerrein grenst aan een vrij nieuwe woonwijk. Één zijkant van het pand bestaande voor een deel uit een betonnen muur van circa 6 bij circa 10 meter grenst direct aan een openbaar plantsoen.
2.Kort na de bouw, medio 1996, is vanwege de gemeente gestart met het stedelijk project "(. . . )" met als kerntaak het industrieterrein een facelift te geven. Door een ad hoc projectgroep van de gemeente P werden destijds gesprekken gevoerd met de bedrijven op het bedrijventerrein Q. Het was de bedoeling te komen tot onder andere een beter ogend bedrijvenpark, alsmede tot een omgeving waar mensen zich veiliger zouden voelen. Meer groenvoorzieningen en minder trucs langs de weg waren zoal aspecten die daartoe zouden moeten bijdragen.
3.Naar aanleiding van de gevoerde gesprekken is het idee ontstaan even bedoelde zijmuur van een muurschildering te laten voorzien.
Het idee om de grauwe zijgevel op te sieren met een kleurrijk kunstwerk werd door de deelgemeente dan ook zeer toegejuicht.
De muurschildering was allereerst bedoeld als verfraaiing en had tevens de functie te voorkomen dat de desbetreffende muur zou worden gebruikt voor het aanbrengen van graffiti.
4.Bewust is destijds gekozen voor een afbeelding zonder naamsvermelding, zonder reclametekst en zonder logo en zonder afbeelding van enig product uit het leveringsprogramma van belanghebbende. Op die wijze is de muurschildering aangebracht.
In dat geval zou de muurschildering niet als reclame-uiting worden aangemerkt.
5.Aan belanghebbende is ter zake van de muurschildering een aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2003 opgelegd ten bedrage van € 992,14.
6.In geschil is het antwoord op de vraag of voor wat betreft de muurschildering sprake is van een openbare aankondiging die belastbaar is met reclamebelasting, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.
7.Voor de standpunten van de partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen wordt verwezen naar de gedingstukken.
8.Artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2003 luidt als volgt:
Ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg wordt een belasting geheven onder de naam "reclamebelasting".
9. Naar 's Hofs oordeel dient onder de term "openbare aankondigingen" te worden verstaan alle tot het publiek gerichte mededelingen welke erop zijn gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor hetgeen wordt aangekondigd. De in geding zijnde muurschildering is geen openbare aankondiging in de zin van de Verordening.
Het betreft hier een unieke, artistieke muurschildering - welke overigens op instigatie van en met instemming van de deelgemeente ter verfraaiing, een en ander in het kader van het stedelijk project "(. . . )", van het industrieterrein tot stand is gebracht door een kunstenaar, - voorstellende een persoon, gesitueerd aan de oever van kennelijk de A, kijkend naar de skyline van P met in de lucht een bliksemschicht.
Hier komt bij dat belanghebbende onvoldoende weersproken heeft gesteld dat zij met het aanbrengen van de muurschildering enkel en alleen heeft beoogd haar bijdrage te leveren aan het veiliger, schoner maken van het industrieterrein Q in het kader van genoemd project. Dat deze bijdrage het oog van het publiek trekt, zodanig dat naar alle waarschijnlijkheid ook de eveneens op de zijmuur aangebrachte tekst "X sinds (. . .)" en "Bliksembeveiling ontstoringstechniek", welke tekst naar tussen partijen niet in geschil is terecht in de heffing van reclamebelasting is betrokken, wordt opgemerkt doet hier niet aan af.
10.Gelet op al het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
11.Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, in goede justitie vast op € 100 wegens reis- en verletkosten.
Voorts dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. Sanders. De beslissing is op 22 juni 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.
Metadata
Rubriek(en)
OverigBelastingtijdvak
2003Instantie
Hof Den HaagDatum instantie
22 juni 2005Rolnummer
04/01531ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2005:AT8642