Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een ondernemer liet zijn jaarstukken en aangiften altijd verzorgen door een administratiekantoor (A). Op aanraden van A heeft de ondernemer een belastingadvieskantoor ingeschakeld om de (geruisloze) inbreng van zijn eenmanszaak in een BV te begeleiden met als overgangstijdstip 1 januari 1998. Dit kantoor heeft de stakingsaangifte 1998 ingediend en de jaarrapporten 1998 en 1999 van de BV opgesteld. De aangifte vennootschapsbelasting 1999 is weer ingediend door A. Deze aangifte was onjuist omdat het resultaat over 1998 (het eerste kalenderjaar van het verlengde boekjaar) niet in het aangiftebiljet is verwerkt en afschrijving over geruisloos ingebrachte goodwill ten onrechte ten laste van het resultaat over 1999 (en volgende jaren) is gebracht. Het Hof oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat (de directie van) de BV door de verzorging van de aangifte geheel aan A over te laten welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard een onjuiste aangifte te doen en voegt hieraan toe dat eventuele kwade trouw van A niet aan de BV kan worden toegerekend. Aangezien een nieuw feit ontbreekt, en het bewijs van kwade trouw van de BV niet is geleverd, is de opgelegde navorderingsaanslag over 1999 in strijd met de eisen van artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) zodat de navorderingsaanslag en vergrijpboete worden vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
11 juli 2007
Rolnummer
06/00263
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9942

Naar de bovenkant van de pagina