Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een belastingplichtige heeft op 30 november 2006 een voordeel uit aanmerkelijk belang gerealiseerd van 70.000.000 euro. Hij is hierover 17.500.000 euro aan inkomstenbelasting verschuldigd. De man heeft de inspecteur in december 2006 verzocht ter zake van het vervreemdingsvoordeel een voorlopige aanslag op te leggen. De gevraagde voorlopige aanslag is dd. 9 februari 2007 opgelegd. Hierbij is over de periode 1 juli 2006 tot 9 februari 2007 (na bezwaar) een bedrag van 448.351 euro aan heffingsrente in rekening gebracht. Hiervan heeft 298.958 euro betrekking op de periode van 1 juli 2006 tot 1 december 2006.
Niet in geschil is dat de heffingsrente overeenkomstig de wettelijke bepaling van artikel 30f, derde lid, aanhef en onderdeel a Awr (tekst 2006) is berekend. Volgens de man moet toepassing van genoemde bepaling echter achterwege blijven. Het berekenen van heffingsrente over de periode waarin het met de transactie behaalde vervreemdingsvoordeel nog niet was gerealiseerd is volgens de man namelijk in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (hierna: het Protocol).
Het Hof geeft de man gelijk. Het Hof concludeert dat het - krachtens de wettelijke fictie - in rekening brengen van heffingsrente over de periode 1 juli 2006 tot 1 december 2006 in het onderhavige geval leidt tot een met het Protocol strijdige buitensporige last. Van een "fair balance" is geen sprake. Dit betekent dat een strikte wetstoepassing achterwege moet blijven. De in rekening te brengen heffingsrente moet worden beperkt tot de periode van 1 december 2006 tot 9 februari 2007. Niet in geschil is dat het bedrag van de heffingsrente over die periode 149.393 euro bedraagt.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2006
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
1 juni 2010
Rolnummer
09/00436
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2010:BM7225
bwbid=bwbr0&artikel=30f

Naar de bovenkant van de pagina