Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een dochtervennootschap besluit in november 1993 aan haar moedervennootschap een dividend uit te keren van fl. 9.000.000 waarvan fl. 3.500.000 in contanten en fl. 5.500.000 in de vorm van een lening. Vanaf 1 februari 1994 is de moedermaatschappij geen binnenlandse belastingplichtige meer omdat zij is verplaatst naar de Nederlandse Antillen. Haar winst is daar vanaf die datum belast naar een tarief van maximaal 3%. In 1994 betaalt de dochtervennootschap ruim fl. 400.000 rente op de lening, maar dat bedrag mag de dochtervennootschap van de inspecteur niet op haar winst in mindering brengen. Hij vindt namelijk dat als een vennootschap aan haar moedermaatschappij een dividenduitkering doet en dit dividend schuldig blijft, ervan moet worden uitgegaan dat de omzetting in vreemd vermogen niet heeft plaatsgevonden ten behoeve van de door de dochtervennootschap uitgeoefende onderneming en mitsdien geen zakelijk doel diende. Het Hof geeft hem gelijk: de dochtervennootschap slaagt er op de zitting namelijk niet in om te bewijzen dat het samenstel van handelingen een zakelijk doel diende. Verijdeling van belastingheffing was het enige motief.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
25 april 2002
Rolnummer
97.21045

Naar de bovenkant van de pagina