Direct naar content gaan

Samenvatting

Op de balans ultimo 1995 stond bij een fiscale eenheid omstreeks fl. 90 miljoen vastgoed geactiveerd en eind 1994 fl. 83,5 miljoen. Dat vastgoed was verdeeld in beleggingspanden en in - als voorraad aangemerkte - projecten. Alleen op de beleggingspanden schreef de eenheid af. Op de fiscale balans ultimo 1995 had de eenheid echter andere criteria toegepast voor de kwalificatie beleggingspanden en die van vastgoed in voorraad dan op de beginbalans. Op zichzelf genomen was die systeemwijziging wel toegestaan maar de eenheid merkte meer panden aan als beleggingen waarop kan worden afgeschreven dan de inspecteur.
Het Hof had als beleggingen aangemerkt panden met een relatief lange bezitsduur (vanaf 3 jaar), een hoge huurbezettingsgraad en hoge huren met vaak een lage vervreemdingswinst en ook wel verlies. Voorraad vormt dan vastgoed met een korte bezitsduur (tot ongeveer één jaar), een lage bezettingsgraad en slechte huuropbrengst en hoge vervreemdingswinsten. Vervolgens leert het Hof dat slechts de winst op beleggingspanden (bedrijfsmiddelen) voor een vervangingsreserve in aanmerking komt en dat een eenheid die zo actief is met vastgoed als deze altijd wel een vervangingsvoornemen heeft. Het Hof had geoordeeld dat na afwaardering van beleggingspanden tot hun bedrijfswaarde pas weer verder afgeschreven mag worden op het moment dat via de normale afschrijvingen de bedrijfswaarde is bereikt. Niettemin had het toch voor een pand dat in 1995 was afgewaardeerd tot de bedrijfswaarde nog een afschrijving van fl. 25.000 toegestaan.
Dat acht de Hoge Raad onjuist, hetgeen tot cassatie leidt. Verder gaat de Hoge Raad alleen in op het vastgoed in voorraad. Als dat wordt verhuurd in afwachting van een geschikt moment voor de verkoop krijgt het zowel kenmerken van voorraad als van bedrijfsmiddel. Daardoor ligt het, kort gezegd, in de rede dat gedurende de verhuur "jaarlijks een last wordt genomen ter grootte van een voor een bedrijfsmiddel passend te achten afschrijving". Ten aanzien van de vervangingsreserve overweegt de Hoge Raad dat deze ten doel heeft ter wille van de continuïteit te bevorderen dat boekwinsten op bedrijfsmiddelen beschikbaar blijven voor vervanging van bedrijfsmiddelen. Voor boekwinst op vastgoed dat niet bestemd was duurzaam aan het bedrijf verbonden te blijven kan daarom geen vervangingsreserve worden gevormd. Voor het overige laat de Hoge Raad de hofuitspraak in stand en doet de zaak zelf af.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1995
Instantie
HR
Datum instantie
1 april 2005
Rolnummer
38.973
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AT3022
bwbr0011353&artikel=3.30&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.54&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.95&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina