Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het intrigerende geval betrof een zekere Heerma die vanaf 1 januari 1994 te Welsrijp in een maatschap met zijn vrouw een agrarisch bedrijf exploiteerde. Heerma bouwde in 1994 voor eigen rekening een stal, die hij in november 1994 voor de duur van 6 jaar aan de maatschap verpachtte. Voor die huur had hij ontheffing van de vrijstelling van BTW gevraagd, maar dat was afgewezen. Het Hof te Leeuwarden had Heerma in het gelijk gesteld. Op het cassatieberoepschrift van de staatssecretaris had de Hoge Raad de prejudiciële vraag gesteld of indien een persoon als enige economische activiteit heeft het verhuren van een lichamelijke zaak aan de maatschap waarvan hij zelf deel uitmaakt deze verhuur geacht moet worden niet zelfstandig te worden verricht, omdat de maat tezamen met de maatschap als één belastingplichtige dient te worden beschouwd. De conclusie is dat Heerma op zichzelf wel als zelfstandig kan worden aangemerkt en niet met de maatschap behoeft te worden vereenzelvigd.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
20 mei 1999
Rolnummer
C-23/98

Naar de bovenkant van de pagina