Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een in een landhuis werkzame prostituee heeft haar inkomsten in de aangifte IB 2001 verantwoord als winst uit onderneming. Het Hof vindt echter met de inspecteur dat de prostituee niet als ondernemer (zelfstandig beroepsbeoefenaar) kan worden aangemerkt. Het neemt hierbij onder meer in aanmerking dat de vrouw niet stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dat zij zelf niet beschikte over een vergunning ten behoeve van haar werkzaamheden, dat de werving van klanten slechts door de exploitant van het landhuis is geschied en dat zij geen invloed van betekenis had op de gang van zaken binnen het landhuis. Volgens het Hof is ook geen sprake van een dienstbetrekking met de exploitant, zodat de inspecteur de inkomsten terecht heeft belast als resultaat uit overige werkzaamheden. De zelfstandigenaftrek is in verband hiermee terecht gecorrigeerd. De door de prostituee opgevoerde kosten terzake van kleding en persoonlijke verzorging zijn eveneens terecht gecorrigeerd, omdat deze kosten op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 niet in aftrek worden toegelaten. Dat vier andere in het landhuis werkzame prostituees voor de inkomstenbelasting door een andere inspecteur wel als ondernemer zijn aangemerkt, leidt er tenslotte niet toe dat de (huidige) inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, aldus de Hoge Raad. Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2001
Instantie
HR
Datum instantie
18 april 2008
Rolnummer
41.475
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BC9550
bwbr0011353&artikel=3.16&lid=7

Naar de bovenkant van de pagina