Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Op 11 juli 2008 is een man op grond van artikel 36 van de Invorderingswet aansprakelijk gesteld voor door een BV niet afgedragen LB over het jaar 2004 (1003 euro) en over het tijdvak 19 juni 2006 tot en met 10 september 2006 (26.425 euro). De aan de BV opgelegde (naheffings)aanslagen LB zijn gedateerd op 17 januari 2008 respectievelijk 12 april 2007. Het Hof oordeelde dat de enkele niet-betaling van de verschuldigde belasting en premie door de BV beslissend is voor de melding van betalingsonmacht en dat een melding die in de naheffingsfase wordt gedaan niet rechtsgeldig is.
Voorts oordeelde het Hof dat de man terecht door de inspecteur aansprakelijk is gesteld omdat hij in de perioden waarover de LB verschuldigd is, bestuurder was van de BV. De omstandigheid dat de naheffingsaanslagen zijn opgelegd op tijdstippen waarop de man geen bestuurder meer was, is daarop niet van invloed, aldus het Hof.
Op grond van het een en ander heeft het Hof geoordeeld dat de man niet werd toegelaten tot weerlegging van het vermoeden dat de niet-betaling aan hem is te wijten.
In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat een bestuurder die geen bestuurder meer is op het moment dat voldaan moet worden aan de meldingsplicht, zonder meer moet worden toegelaten tot weerlegging van het vermoeden dat de niet-betaling aan hem is te wijten.
Voorts oordeelt de Hoge Raad dat de meldingsplicht verband houdt met de financiƫle moeilijkheden die een lichaam heeft om te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen. Daarbij geldt dat van betalingsonmacht niet alleen sprake is als een lichaam blijvend niet meer in staat is te betalen, maar ook als er sprake is van tijdelijk niet in staat zijn te betalen. Bovendien is van betalingsonmacht ook sprake als een lichaam, niettegenstaande dat het over liquide middelen beschikt tot (ten minste) het bedrag van de belastingschulden, in verband met zijn overige verplichtingen feitelijk die liquide middelen niet kan aanwenden voor de voldoening van zijn belastingschulden.
De opvatting van het Hof dat een lichaam slechts de keuze heeft tussen tijdig betalen of melden dat het niet tot betalen in staat is, is dan ook onjuist, aldus de Hoge Raad. De zaak is verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004 en 2006
Instantie
HR
Datum instantie
4 februari 2011
Rolnummer
10.01660
ECLI
ECLI:NL:HR:2011:BP2998
bwbid=bwbr0&artikel=36

Naar de bovenkant van de pagina