Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een echtpaar heeft in 1991 bij een verzekeringsmaatschappij een aantal polissen afgesloten waarbij sprake is van een hoog laag konstruktie met vervolgpremies uit een lijfrente. De vrouw heeft in 1991 een hoger persoonlijk inkomen dan haar echtgenoot. Terzake van de afgesloten polissen heeft zij geen vermogen aangegeven. Het Hof beslist met de inspecteur dat voor de heffing van de vermogensbelasting (en de inkomstenbelasting) moet worden geoordeeld dat de man en de vrouw met de verzekeraar in wezen één verzekeringsovereenkomst hebben gesloten, waarvan de wederzijdse rechten en verplichtingen zijn neergelegd in twee polissen. De afgegeven polissen zijn immers door dezelfde verzekeringsmaatschappij afgegeven, hebben een gelijke ingangsdatum en zijn in looptijd op elkaar afgestemd. Bovendien zijn zowel de vrouw als haar echtgenoot in de betreffende polissen verzekeringnemer, verzekerde en - behoudens uiteraard de uitkering bij overlijden - begunstigde. Het Hof concludeert dat sprake is van één kapitaalverzekering tegen betaling van een koopsom, die terecht door de inspecteur in het belastbaar vermogen is opgenomen. De vrijstelling van artikel 8, lid 2, aanhef en onder e, VB 1964 (tekst t/m 1994) is niet van toepassing.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
17 februari 2003
Rolnummer
94.00515
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7457

Naar de bovenkant van de pagina