Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X heeft in 1981 voor ƒ 302.500 een pand gekocht, dat hij gebruikt als restaurant en woning. In 1996 staakt hij de onderneming en neemt het geheel als woning in gebruik. De waarde leeg is dan ƒ 325.000. Hij brengt het voor 60% van dat bedrag naar zijn privé-vermogen over. De inspecteur houdt 80% van de waarde aan. Het hof was het met X eens, omdat de fiscus in zo’n geval steeds 60% van de waarde goed had gevonden en de fiscus niet had aangekondigd dat hij van standpunt was veranderd. X mocht er op vertrouwen, dat hij de 60%-regel mocht toepassen. De Hoge Raad beslist dat X aan de omstandigheid, dat de inspecteur voorheen ten aanzien van andere belastingplichtigen een bepaalde gedragslijn heeft gevolgd, geen in rechte te beschermen vertrouwen kan ontlenen. Dat vertrouwen ontstaat alleen in de verhouding tussen de inspecteur en de belastingplichtige zelf aan de hand van standpuntbepalingen van de inspecteur, die de indruk wekken weloverwogen te zijn. In dit geval wordt het vertrouwensbeginsel dus niet toegepast en de zaak verwezen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Instantie
HR
Datum instantie
14 juli 2000
Rolnummer
35.549

Naar de bovenkant van de pagina