Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Kort gezegd komt deze uitspraak op het volgende neer. Twee BV’s zijn in handen van twee families. Als in 1995 een van de families wil uittreden wordt dat gerealiseerd doordat hun (certificaten van) aandelen geleidelijk aan worden gekocht door een Holding die de nodige geldmiddelen leent van de belangrijkste BV. De rente op die lening wordt steeds bijgeboekt en bedraagt eind 2000 fl. 13.213.837. Met die BV gaat het echter niet goed, zij lijdt grote verliezen. Op 22 februari 2001 verkoopt zij haar vordering op Holding van nominaal fl. 13.198.000 voor fl. 6.205.400. Op haar balans van 1999 treft de BV ten laste van haar fiscale winst een voorziening van fl. 5.000.000, die door de inspecteur wordt aanvaard. Vervolgens brengt de BV in 2000 nog eens fl. 1.992.600 ten laste van haar fiscale winst. Dat accepteert de inspecteur niet. Omdat het Hof de lening niet als zakelijk ziet, volgt het de inspecteur.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
2000
Instantie
Hof Arnhem
Datum instantie
22 december 2006
Rolnummer
04/988
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AZ7785

Naar de bovenkant van de pagina