Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Een commanditaire vennootschap (CV) bezit in Amsterdam twee panden waarin zich negen afzonderlijk verhuurde appartementen bevinden. De (eigendomsrechten op de) gebouwen zijn niet gesplitst en mogen niet gesplitst worden in appartementsrechten. De CV heeft de panden in 1998 gekocht voor fl. 490.000.
Voor het WOZ-tijdvak 2001 - 2004 waardeerde Amsterdam acht verhuurde appartementen afzonderlijk op fl. 297.000 per woning. Eén appartement werd op fl. 338.000 gewaardeerd. De totale WOZ-waarde bedroeg dus fl. 2714.000.
De CV was het hier niet mee eens, maar kreeg geen gelijk bij het Hof en de Hoge Raad.
De appartementen zijn namelijk bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. In dat geval moet elk van die apartementen op grond van artikel 16, aanhef en letter c, van de Wet WOZ voor de waardering als één onroerende zaak worden aangemerkt. Hierbij is het niet relevant dat het pand niet mag worden gesplitst en de eigendom van de appartementen naar burgerlijk recht dus niet afzonderlijk overdraagbaar is.
De CV had voorts betoogd dat er sprake was van een op grond van de mensenrechten verboden discriminatie. Dit vanwege het feit dat de appartementen werden gewaardeerd als waren zij gesplitst (en daardoor meer dan het vijfvoudige waard zijn van de onsplitsbare), terwijl daarvan geen sprake is.
De Hoge Raad beslist hierop echter dat de wetgever bij het systeem van de WOZ-waardering niet de grenzen van de hem op fiscaal gebied toekomende ruime beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
Het cassatieberoep van de CV wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2001 - 2004
Instantie
HR
Datum instantie
28 mei 2004
Rolnummer
38.665
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AO9861

Naar de bovenkant van de pagina