Direct naar content gaan

Samenvatting

Een gemeente koopt in 1994 ten behoeve van het inzamelen van huisvuil onder meer twee duo-huisvuilwagens, duo-containers, stadsemmers, afvalcontainers en vorkheftrucks. Daarvoor wordt haar door de leveranciers onder meer fl. 516.400 OB in rekening gebracht. Vervolgens verkoopt zij deze zaken in huurkoop door aan een BV aan wie zij onder meer eveneens fl. 516.400 OB in rekening brengt. Ter zake van deze leveringen wordt zij volgens haar aangifte fl. 516.400 OB verschuldigd en heeft zij recht op vooraftrek tot hetzelfde bedrag. In de huurkoopovereenkomst met de BV van 12 april 1994 is vermeld dat de totale huurkoopsom fl. 3.442.671 bedraagt waarvan de BV bij het ondertekenen van het contract fl. 24.591 betaalt en op 15 juli 1994 fl. 140.517; het restant zal met 10 jaarlijkse huurkooptermijnen van fl. 459.345 worden voldaan. De gemeente huurt de zaken bij een overeenkomst van dezelfde datum voor een jaarlijkse huursom van fl. 459.345, die zal worden voldaan door verrekening met de huurkooptermijnen. De inspecteur is destijds van de constructie op de hoogte gesteld en heeft toen verklaard er niets tegen te kunnen doen maar zich alle rechten voor te behouden.
In 1999 is een boekenonderzoek ingesteld met als gevolg dat bij de gemeente de vooraftrek van fl. 516.400 OB is nageheven. Het Hof oordeelt weliswaar dat de gemeente bij het sluiten van de huurkoopovereenkomst als ondernemer heeft gehandeld omdat op die transacties niet het specifieke overheidsregime van toepassing was, maar komt de fiscus een klein beetje te hulp door aan te nemen dat de aankoop nog wel heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van een specifieke overheidstaak. Door de huurverkoop heeft de gemeente echter recht gekregen op toepassing van de herzieningsregeling die gegeven een op dat punt bestaande eenstemmigheid tussen de inspecteur en de gemeente op 96% van de voordruk wordt vastgesteld. Omdat de voordruk door de gemeente abusievelijk op fl. 516.400 in plaats van zoals juist zou zijn geweest op fl. 502.089 was bepaald, wordt de aftrek van de voordruk beperkt tot 96% van fl. 502.089 is fl. 482.005. Tegen dit oordeel hebben zowel de Staatssecretaris als de gemeente cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst de zaak. Na verwijzing heeft het volgende te gelden. Ten aanzien van aan de gemeente met betrekking tot de leveringen van zaken die de gemeente niet heeft gebezigd voor 12 april 1994, in april 1994 gefactureerde bedragen komt haar recht op aftrek toe over het tijdvak april 1994. Daaraan doet niet af dat de gemeente deze zaken wellicht heeft gekocht op een tijdstip waarop nog geen sprake was van het mogelijk leveren ingevolge een huurkoopovereenkomst en de gemeente niet anders van plan was dan de zaken onmiddellijk te bezigen voor overheidshandelen.
Artikel 15, lid 4, eerste volzin, van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) bepaalt voor zover van belang dat de aftrek plaatsvindt overeenkomstig de bestemming van de goederen of diensten op het tijdstip waarop de belasting aan de ondernemer in rekening wordt gebracht. Vaststaat dat de gemeente, die ondernemer was in de zin van de Wet OB, ook voor 1 april 1994 facturen voor aan haar verrichte leveringen van zaken heeft ontvangen en dat zij de daarop vermelde omzetbelasting niet in aftrek heeft gebracht, naar valt aan te nemen in de veronderstelling dat zij die zaken zou gaan bezigen voor overheidshandelen.
Voor zover dit zaken betreft die de gemeente inderdaad niet voor 12 april 1994 voor zulk handelen is gaan bezigen, heeft de gemeente die zaken geleverd als belastingplichtige en mitsdien gebruikt voor belaste handelingen. Ingevolge het bepaalde in artikel 15, lid 4, tweede en vierde volzin, van de Wet OB heeft de gemeente op grond hiervan recht op teruggaaf van de voordien niet in aftrek gebrachte belasting. Deze teruggaaf is feitelijk geƫffectueerd doordat de gemeente deze belasting in haar aangifte voor de omzetbelasting betreffende het tijdvak april 1994 onder de in aftrek gebrachte omzetbelasting heeft opgenomen.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1994
Instantie
HR
Datum instantie
10 oktober 2008
Rolnummer
41.570
ECLI
ECLI:NL:HR:2008:BF7176
bwbr0002629&artikel=7&lid=3,bwbr0002629&artikel=15&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina