Direct naar content gaan

Samenvatting

Op 29 december 1995 had een dochtermaatschappij (die in 1996 in een fiscale eenheid is opgenomen) voor de koopsom van fl. 5.000.000 alle aandelen in een BV gekocht. De verkoper was een vereniging en bij de koop was overeengekomen dat als de desbetreffende aandelen binnen een bepaalde periode zouden worden doorverkocht de verkoopwinst zou worden gedeeld. Op 11 juni 1999 heeft de dochter die aandelen verkocht voor een bedrag van fl. 350.000.000. Daarvan heeft zij fl. 70.110.000 moeten afdragen aan de (rechtsopvolger van de) vereniging.
De fiscale eenheid heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het volle verschil tussen de verkoopprijs en de koopprijs als vrijgestelde deelnemingswinst mocht aanmerken en het aan de vereniging afgestane bedrag van fl. 70.110.000 ten laste van haar winst mocht brengen. Conform Hof en A-G Wattel beslist de Hoge Raad dat die aftrek niet mogelijk is.
Verwijzend naar HR 22 november 2002 nr 36.272 BNB 2003/34 oordeelt hij dat het met de strekking van de deelnemingsvrijstelling strookt om, indien het belang bij een tot een deelneming behorend aandeel wordt opgesplitst, bij beide belanghebbenden bij dat aandeel de deelnemingsvrijstelling toe te passen zodat de deelnemingsvrijstelling geldt voor alle voor- en nadelen van dat aandeel. Van het opsplitsen van het belang bij een tot een aanmerkelijk belang behorend aandeel is onder andere sprake als de verkoper van een pakket aandelen dat een deelneming vormt, het recht op een gedeelte van het verkoopresultaat heeft bedongen dat wordt behaald bij wederverkoop voor een bepaalde datum.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Belastingtijdvak
1999
Instantie
HR
Datum instantie
14 oktober 2005
Rolnummer
41.275
ECLI
ECLI:NL:HR:2005:AU0841
ECLI:NL:PHR:2005:AU0841
bwbr0002672&artikel=13&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina