Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak staat een lever-en-huur-terug-structuur van een schoolgebouw centraal. In essentie is die structuur als volgt vormgegeven. De gemeente Middelharnis - bevoegd gezag voor een scholengemeenschap - heeft een nieuw schoolgebouw laten bouwen. Na gereedkoming daarvan heeft zij de juridische eigendom overgedragen aan een stichting voor een prijs ter hoogte van ca. 15% van de stichtingskosten. Middelharnis heeft over de aan de stichting berekende prijs omzetbelasting op aangifte voldaan en heeft de aan de bouw van de school toerekenbare voorbelasting in aftrek gebracht. De stichting heeft het schoolgebouw vervolgens vrijgesteld van omzetbelasting (terug)verhuurd aan Middelharnis. De financi毛le middelen voor de aanschaf van de school heeft de stichting geput uit een (rentedragende) lening van de gemeente.
Het Hof oordeelde dat er weliswaar sprake is van een levering in de zin van de Wet op de omzetbelasting door de gemeente aan de stichting, maar dat er sprake is van misbruik van recht. De inspecteur heeft de door de gemeente afgetrokken voorbelasting terzake van de bouw van het schoolgebouw daarom terecht nageheven, aldus het Hof. Tegen dit oordeel heeft Middelharnis cassatieberoep ingesteld. De Staatssecretaris van Financi毛n heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld tegen het oordeel van het Hof dat de macht om als eigenaar over de onroerende zaken te beschikken aan de stichting is overgedragen, zodat sprake is geweest van een levering in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en onder a, 1e van de Wet OB. De Hoge Raad verklaart het incidentele cassatieberoep van de Staatssecretaris met toepassing van artikel 81 RO ongegrond.
De gemeente klaagt dat het oordeel van het Hof, dat de gekozen constructie in strijd is met doel en strekking van de Wet, niet is overeenstemming is met de jurisprudentie van de Hoge Raad over het recht op aftrek van omzetbelasting bij zogeheten sale-and-lease-back-transacties met onroerende zaken. De Hoge Raad acht het oordeel van het Hof echter juist. Het Hof heeft bij zijn beoordeling terecht rekening gehouden met na de in het middelonderdeel bedoelde arresten van de Hoge Raad verschenen jurisprudentie van het Hof van Justitie. Deze nadien verschenen jurisprudentie heeft nieuw licht geworpen op de toepassing van het misbruik van recht. Ook de motiveringsklachten van de gemeente tegen het oordeel van het Hof dat de in dit geval verrichte (rechts)handelingen misbruik van recht ten gevolge hebben, worden door de Hoge Raad verworpen. Het oordeel van het Hof dat het wezenlijke doel van de gekozen construcie het behalen van een (substantieel) belastingvoordeel was, acht de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. Het cassatieberoep van de gemeente wordt ongegrond verklaard. Anders A-G van Hilten, die verwijzing heeft voorgesteld.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
202
Instantie
HR
Datum instantie
30 maart 2012
Rolnummer
09.03079
ECLI
ECLI:NL:PHR:2011:BT2258
15&g=2002-10-01,bwbid=bwbr0&artikel=11,bwbid=bwbr0&artikel=3

Naar de bovenkant van de pagina