Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Het personeel van een Nederlandse BV wordt in 1998 en 1999 ten dele ingezet voor de uitvoering van projecten van Duitse zustermaatschappijen. Die werkzaamheden worden aldaar verricht onder leiding van projectleiders van die Duitse zustermaatschappijen. Dat personeel krijgt zijn salaris van de Nederlandse BV. Ook bij de inzet in Duitsland geldt de Nederlandse CAO. De BV heeft het loon van haar personeel dat betrekking had op de Duitse projecten aan de zustermaatschappijen in rekening gebracht (onder aftrek van de Duitse loonbelasting welke die maatschappijen voor dat loon verschuldigd werden). De BV heeft zelf ook voor het loon op de Duitse werkzaamheden Nederlandse loonbelasting afgedragen maar dat teruggevraagd en ook gerestitueerd gekregen. Later heeft de inspecteur die gerestitueerde loonbelasting nageheven. Dat vindt het Hof ten onrechte. In dit geval acht het niet de duur van de werkzaamheden in Duitsland beslissend maar de vraag of het personeel aldaar een werkgever heeft gehad. Dat is volgens het Hof het geval. Er is in Duitsland door de zustermaatschappijen gezag over hen uitgeoefend. Dat acht het aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad en van OECD-standpunten voldoende.

Metadata

Rubriek(en)
Loonbelasting
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
29 april 2003
Rolnummer
01.01971
ECLI
ECLI:NL:GHSGR:2003:AH9933

Naar de bovenkant van de pagina