Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een vrouw heeft in bezwaar aangevoerd dat een aanslag ten onrechte is opgelegd omdat de termijn voor het opleggen van die aanslag verstreken was. Ze heeft in haar bezwaarschrift verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag vernietigd. Daarbij is een kostenvergoeding toegekend van 40,25 euro, berekend aan de hand van de formule 0,25 (wegingsfactor) x 161 euro (bedrag). De Rechtbank heeft het door de vrouw ingestelde beroep gegrond verklaard en de kostenvergoeding nader bepaald op factor 1 x 161 euro.
Volgens het Hof vindt de door de Rechtbank geformuleerde regel dat de behandeling van een zaak in de bezwaarprocedure in beginsel tot de categorie gemiddeld (1 punt) dient te worden gerekend en dat bij afwijking van die regel naar beneden het aan de inspecteur is dit te onderbouwen, geen steun in het recht. Iedere zaak dient op zichzelf te worden beoordeeld naar aard, belang en ingewikkeldheid van die zaak en de omvang van de in het kader van de verleende rechtsbijstand te verrichten werkzaamheden. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank de wegingsfactor ten onrechte op 1 heeft gesteld. Gelet op de aan de inspecteur toekomende beoordelingsvrijheid en met inachtneming van het feit dat de professionele gemachtigde in dezen enkel een beroep heeft hoeven doen op overschrijding van de aanslagtermijn, kon de inspecteur volstaan met een wegingsfactor van 0,25. De vrouw kan zich voor een hogere kostenvergoeding in de bezwaarfase voorts niet beroepen op het gelijkheidsbeginsel, aldus het Hof. Het gelijk is aan de inspecteur en de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
12 augustus 2010
Rolnummer
P08/01308
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN4209
bwbid=bwbr0&artikel=7:15,bwbid=bwbr0&artikel=1,bwbid=bwbr0&artikel=2

Naar de bovenkant van de pagina