Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In een geval waarin bij een voorlopige aanslag een voorlopige teruggaaf van de algemene heffingskorting van 1.648 euro was verleend maar bij de definitieve aanslag slechts 180 euro, was een vrouw 1.468 euro inkomstenbelasting verschuldigd geworden en was haar 161 euro heffingsrente opgelegd. In haar bezwaarschrift tegen de aanslag repte zij niet van de heffingsrente.
De Rechtbank had de heffingsrente geschrapt omdat de vrouw geen verzoek om de voorlopige teruggaaf van de algemene heffingskorting zou hebben gedaan.
In hoger beroep had het Gerechtshof die uitspraak ongedaan gemaakt en de inspecteur in het gelijk gesteld. Het had zich daarbij gebaseerd op het arrest van de Hoge Raad van 16 oktober 1996, nr. 31.622, waarin, kort gezegd, beslist was dat bij bezwaar tegen de heffingsrente daarvan steeds een afzonderlijk punt moet worden gemaakt.
De Hoge Raad gaat nu om. Het bezwaar tegen een aanslag waarbij ook heffingsrente is opgelegd moet worden geacht ook tegen de heffingsrente te zijn gericht. Dat geldt ook voor het beroep en hoger beroep. De belastingplichtige kan overigens zijn bezwaar wel uitdrukkelijk tot de aanslag beperken en hij mag de procesorde niet schenden. Conform A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Instantie
HR
Datum instantie
27 november 2009
Rolnummer
07/13621
ECLI
ECLI:NL:HR:2009:BJ7907
ECLI:NL:PHR:2009:BJ7907
bwbr0002320&artikel=30j&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina