Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

Eind 1996 heeft een holding haar 465 gewone aandelen met een nominale waarde van fl. 87, die in handen waren van één aandeelhouder, geconverteerd in één gewoon aandeel met een nominale waarde van fl.1 en 40.454 niet-cumulatief preferente aandelen. Daarnaast werden 40.454 winstbewijzen op naam uitgegeven. De enig aandeelhouder heeft op dezelfde dag de aandelen verkocht aan een nieuw opgerichte stichting voor een bedrag van fl. 40.463 (te weten fl. 1 per preferent aandeel en fl. 9 voor het gewone aandeel). Op 30 december 2007 brengt de enig aandeelhouder de winstbewijzen (die hij niet in de stichting had ondergebracht) in in een Coöperatie waarvan hij, zijn echtgenote, drie kinderen en de stichting lid zijn. In de aangifte IB/VB 1997/1998 was daaromtrent slechts het volgende vermeld: "Coöperatie (inbreng 40.454 winstbewijzen, initiële storting op de algemene reserve)". Terzake van die inbreng had deze aandeelhouder geen aanmerkelijk belangwinst aangegeven. Bij het opleggen van de primitieve aanslag is ter zake van die inbreng niets belast. Als daarover wordt nageheven is voornamelijk in geschil of de inspecteur een nieuw feit heeft. Dat is naar het oordeel van de inspecteur het geval. De aangifte moest de inspecteur geen aanleiding geven tot een nader onderzoek en hij hoefde bij het vaststellen van de aanslag ook niet het Vpb-dossier te raadplegen. Dat in de gegeven situatie de vervreemding van de winstbewijzen belast is, blijkt uit de bestaande rechtspraak.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
1997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
21 januari 2009
Rolnummer
AWB06/5424IB/PVV
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BH7008

Naar de bovenkant van de pagina