Metadata
Overdrachtsbelasting / Kabelnet van centrale antenne-inrichting geheel onroerend
Hof Den Haag, 2 maart 2000
Samenvatting
In 1996 heeft X BV de (economische) eigendom van de centrale antenne-inrichting (CAI) van een zevental gemeenten voor de prijs van ƒ 93.649.950 verworven. Het overgrote deel van de kabels, alsmede de ontvangststations, antennes, schotels en schakelapparatuur, bevindt zich in of op gemeentegrond. Met enige bedrading en accessoires is dat anders. Het hof beschouwt de gehele installatie op grond van artikel 3:3 en 5:20 BW, al dan niet door natrekking, als onroerend en de verkoop van de (economische) eigendom mitsdien belast.BRON
UITSPRAAK
op het beroep van X BV (voorheen A BV)te 2 tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst, betreffende de hierna vermelde aanslag.
1.Naheffinasaanslag en bezwaar
1.1. Blijkens aanslagbiljet, gedagtekend 3 januari 1997, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd in verband met een verkrijging in de zin van artikel 2 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (de Wet)op 1 oktober 1996. De nageheven enkelvoudige belasting beloopt f 2.700.000,=.
1.2. De naheffingsaanslag is, na daartegen door be-langhebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van voormelde uitspraak in beroep gekomen bij het hof. In verband daarmee is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van f 80,=. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof van 9 december 1999. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en bijstand en de Inspecteur en bijstand.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan we1 door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. de gemeenten B, C, D, E, F., G en H (de Gemeen-ten)hebben voorheen in eigen beheer een zogenoemde centrale antenne inrichting (CAI)geexploiteerd.
3.2. Op grond van een document, getiteld 1Y7erkoopdocument Zeven Zuidhollandse CAI-bedrijven" van 13 juli 1995, hebben de Gemeenten met belanghebbende onderhandelingen gevoerd omtrent de overname van de door hen geexploiteerde CAI.
3.3. In november 1995 hebben de Gemeenten met be-langhebbende in een zogenoemde letter of intent de hoofdpunten voor een door hen te sluiten overeen-komst omtrent deze overname vastgelegd.
3.4. Bij schriftelijke overeenkomst van 1 oktober 1996, getiteld llOvername-overeenkomstll hebben de Gemeenten de door hen geexploiteerde CA1 verkocht voor en overgedragen tegen een koopsom van in totaal f 93.649.950,=aan de rechtsvoorganger van belang-hebbende, A BV. (A BV).
3.5. In de overname-overeenkomst zijn de tot de CA1 behorende activa omschreven en gesplitst in, kort weergegeven, alle componenten van de infrastructuur van de CA1 alsmede de nader in een bijlage gespecificeerde activa (waaronder (on)roerend goed tot en met 1987 en uitbreiding kabelnet vanaf 1988), en de volledige administratie (inclusief alle tekeningen, (computer)bestanden en gearchiveerde bescheiden).
3.6. Naast voormelde activa zijn in de overname-overeenkomst nader aangeduide "overeenkomsten", machtigingen, vergunningen, ontheffingen, toestem-mingen en dergelijke, voor zover rechtens mogelijk, aan A BV overgedragen.
3.7. Met betrekking tot de levering van voormelde activa is in artikel 5.1, letter b, van de overname-overeenkomst bepaald dat, kort weergegeven, de roe-rende lichamelijke zaken door bezitsoverdracht worden geleverd en voorts:
"De Activa die niet kunnen worden geleverd 10s van zaken waarvan zij deel uit maken (waaronder be-grepen zaken die niet aan KOPER in eigendom wor-den overgedragen)worden per de Overnamedatum slechts economisch geleverd. VERKOPER verleent hierbij onherroepelijke volmacht aan KOPER om desgewenst de levering van de juridische eigen-dom van deze Activa danwel de vestiging van beperkt zakelijke rechten terzake van deze Activa om niet te bewerkstelligen en al datgene te (doen)verrichten wat terzake vereist mocht zijn. De hiermee gepaard gaande (notariele)kosten komen voor rekening van KOPER."
3.8. Voorts is in de overname-overeenkomst onder "vrijwaring" in artikel 7.4 bepaald:
llVERKOPER heeft de vrije en onbezwaarde eigen-
dom van alle Activa en staat ervoor in dat KOPER de vrije beschikking krijgt over de componenten van de infrastructuur van de CAI. Met betrekking tot de componenten van de infrastructuur van de CA1 die zich in of op de onroerende zaken van derden bevinden is VERKOPER beperkt gerechtigde, dan we1 heeft zij toestemming van deze derden om bedoelde componenten aldaar te houden en te ge-bruiken."
3.9. Verder is in de overname-overeenkomst in arti-kel 9.1. bepaald dat de overige tussen partijen gemaakte afspraken in het kader van de overname van de CA1 door A BV zijn vastgelegd in een bij de over-name-overeenkomst behorende en aangehechte *'infrastructuur-en exploitatie-overeenkomst**.
3.10. In deze infrastructuur-en exploitatie-over-eenkomst (de exploitatie-overeenkomst)is de infra-structuur omschreven als: de kabelgebonden telecom-municatie-infrastructuur waaronder begrepen het ontvangststation die transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via kabels en kabelwerken.
3.11. Voorts is in de exploitatie-overeenkomst onder **Exploitatie'*(artikel 2)onder meer bepaald:
**In het kader van de Overname-overeenkomst heeft de GEMEENTE de Infrastructuur verkocht en over-gedragen aan A BV. De GEMEENTE verleent hierbij om niet aan A BV het exclusieve recht tot het aanleggen, aanbrengen, wijzigen, vervangen, uitbreiden, in stand houden, exploiteren, onder-houden en verwijderen van (onderdelen van)de Infrastructuur, en tot het verrichten van alle andere handelingen in het kader van de exploita-tie van de CAI, inclusief de koppeling met de telecommunicatie-infrastructuur in andere ge-meenten, de levering van Nieuwe diensten en de gebruikmaking van openbare grond indien derden weigeren mee te werken aan het vestigen c. q. overdragen van zakelijk(e)recht(en)of de (componenten van de)Infrastructuur niet gedogen. Een en ander laat onverlet dat de GEMEENTE publiekrechtelijk op grond van hogere regelgeving van dwingend recht dan we1 dwingende regelgeving van planologische aard kan worden betrokken bij een concurrerend initiatief van derden. De exclusiviteit geldt voor de duur van 12,5 jaar, te rekenen vanaf de Overnamedatum." en onder **Aanleg en onderhoud**(artikel 3)onder meer:
**Alle door A BV in openbare grond aan te leggen onderdelen van de Infrastructuur zullen eigendom zijn en blijven van A BV. Voorzover door natrekken of anderszins deze eigendom teloor mocht gaan zal A BV geacht worden economisch eigenaar te zijn.**
3.12. Het tot de CA1 behorende ontvangststation (kopstation)bestaat uit antennes, schotels, schakelapparatuur en verbindende kabels. In dit kopsta-tion worden de televisie-en radiosignalen opgenomen.
3.13. In de gemeente B is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van I.
In de gemeente C is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van J.
In de gemeente D is het kopstation eveneens gesitu-eerd op het dak van een flatgebouw.
In de gemeente E is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van K.
In de gemeente F bestaat het kopstation uit een antennemast van ongeveer 80 meter hoogte. Deze mast bevindt zich op een perceel in eigendom van deze gemeente.
In de gemeente G worden de programma's aangevoerd vanuit het kopstation in F via een directe kabelver-binding.
In de gemeente H worden satellietprogramma's ontvan-gen door een kopstation dat is ondergebracht in het dorpshuis van de kern P, terwijl de zogenoemde aard-se programma's worden aangevoerd vanuit het kopsta-tion te F naar het kopstation in P via een directe kabelverbinding. In het kopstation te P vindt een omzetting plaats naar de transportfrequenties voor het kabelnet in H.
De gemeenten hebben met de meeste van voormelde eigenaren van de betrokken flatgebouwen een overeen-komst gesloten met betrekking tot het gebruik van
een kopstation op deze gebouwen.
3.14. Het in het kopstation ontvangen signaal wordt via het kabelnet doorgeleid naar de ontvangers van het signaal. Dit kabelnet bestaat uit kabels, versterkers en verdeelkasten. Een versterker bestaat uit een kast van ongeveer een meter hoogte, waar de kabel doorheen loopt en waarin het signaal wordt versterkt en verdeeld. De verdeelkasten verschillen uiterlijk weinig van deze versterkers. In de verdeelkast wordt een inkomende kabel vertakt. De kabelaansluitingen in de versterkers en de verdeelkasten kunnen vrij eenvoudig worden losgekoppeld.
3.15. De kabels liggen vrijwel geheel onder de grond. Voor veruit het grootste deel ligt dit kabelnet in grond die eigendom is van de gemeenten.
3.16. Voor een individuele abonnee op de levering van signalen via de CA1 gelden algemene voorwaarden als onderdeel van een zogenoemde aansluitovereenkomst. In deze algemene voorwaarden is onder meer opgenomen dat de aanvrager die geen eigenaar van het betrokken perceel is, ervoor instaat dat de eigenaar van het perceel instemt met de aanleg van de installatie. Verder is in deze algemene voorwaarden onder meer opgenomen dat de abonnee toestaat dat in, op of aan zijn perceel, kabels, apparatuur en de eventueel daarvoor benodigde kasten worden gelegd, geplaatst
of gehouden, ten behoeve van andere aansluitingen op de CAI.
3.17. Op 18 September 1996 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de Inspecteur en vertegenwoordigers van belanghebbende omtrent de overname door belanghebbende van de CAI van de Gemeenten. In die bespreking heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de over te nemen kabelnetten als een onroerende zaak in de zin van artikel 2 van de Wet zouden worden aangemerkt. Het overleg omtrent de waarde van de kabelnetten heeft toen niet tot overeenstemming daarover geleid.
3.18. Bij brief van 11 oktober 1996 heeft notaris L namens belanghebbende omtrent de waardebepaling van de kabelnetten aan de Inspecteur geschreven:
*'Ik refereer aan Uw schrijven van 27 September jl. betreffende de waardebepaling van de infrastrucduur behorende tot de kabelnetten welke M NV van zeven gemeente heeft overgenomen.
M NV heeft van de zeven gemeenten een aantal vermogensbestanddelen gekocht, te weten:
-de volledige administratie, computerbestanden etc.:
-een aantal overeenkomsten waarvan de belang-rijkste zijn de overeenkomsten met abonnees;
-de,. vergunningen;
-de infrastructuur zijnde kabels en verdeelkasten.
De veruit belangrijkste component hiervan betreft de vergunningen. Met de vergunningen koopt M NV
de verdien-capaciteit voor de toekomst.
Zoals ik in onze bespreking van 18 September jl. uiteenzette, betreft dit niet alleen de mogelijkheid om televisie-signalen door te geven, maar met name de toekomstige mogelijkheid om de kabels voor telefonie te gebruiken.
De infrastructuur is slechts Ben van de onderde-len van hetgeen wordt gekocht. Weliswaar belang-rijk, maar in geen enkel opzicht uniek. M NV kan zichzelf niet een vergunning verschaffen.
In de overeenkomst is geen onderverdeling ge-maakt. Uit vorenstaande moge evenwel duidelijk zijn, dat M NV niet bereid was voor de infrastructuur meer te betalen dan de werkelijke waarde. Om die reden heb ik in onze bespreking getracht te komen tot een waardering van de huidige infrastructuur. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat de tegenprestatie gelijk is aan de waarde, is met deze waardering de grondslag gevonden voor de heffing.
Wij zijn eens dat een taxatie een onmogelijke zaak is. Het bedrag van NLG 45.000.000,--dat door u genoemd is, zoals u mij liet weten, dan ook niet meer dan een uitgangspunt voor verdere onderhandelingen over de waarde. Ik heb getracht een wijze van berekening te vin-den, waarmee de werkelijke waarde van het net op dit moment wordt benaderd. Een geheel nieuw net zou op dit moment NLG l. OOO,--per aansluiting, ofwel NLG 82.000.000,--kosten. Een deel van het gekochte net is onbruikbaar om een rendabele exploitatie voort zetten. te Dit betreft de bui-tenring (met daarbijbehorende verdeelkasten) welke vervangen dient te worden door glasvezel.
De daarmee gemoeide investering bedraagt NLG 42.000.000,--. Aan het bruikbare deel van het net dat door M NV wordt gekocht kan derhalve een nieuwwaarde van NLG 40.000.000,--worden toege-kend. Uitgaande van een afschrijvingstermijn van 15 jaar, welke termijn binnen deze branche de gebruikelijke is, zou vervolgens bepaald moeten worden wat de tweedehandswaarde van het bruikbare deel van het net op dit moment is. Op bijgevoegde bijlage is dit zo nauwkeurig mogelijk geschied.
De berekening is gemaakt per gemeente en per investering die in ieder van de netten gedaan is. Uit de bijlage volgt een actuele waarde van NLG 15.933.000,--.
Mijn voorstel is, dat wij uitgaan van deze werkelijke waarde van het net die gebaseerd is op de aangevoerde gronden en de cijfermatige onderbouwing in de bijlage.
Gaarne verneem ik of U met dit voorstel kunt instemmen. Overigens doe ik dit voorstel onder voorbehoud van alle rechten van mijn client zoals ook noodzakelijk afgesproken in het gesprek met U op 18 September jl.**
3.19. Hierop heeft de Inspecteur bij brief van 30 oktober 1996 aan notaris L geschreven:
**In antwoord op uw schrijven van 11 oktober 1996 betreffende M NV deel ik u mede dat met uw voor-stel voor het bepalen van de waarde van het over-genomen net op f 15.933.000,=niet akkoord wordt gegaan.
De investering is de koopsom plus nieuwe investe-ring in totaal ongeveer f 130.000.000,=. De verandering in het bestaand netwerk zijn begrepen in de koopsom. Met een afschrijving kan niet nog
eens rekening worden gehouden.
In de aan u op 27 September 1996 voorgestelde waarde van f 45.000.000,=zal dan ook geen wijzi-ging worden gebracht.
Ik verzoek u om mij binnen drie weken na heden te willen berichten of belanghebbende met de voorgestelde waarde alsnog akkoord kan gaan.
Indien belanghebbende niet akkoord kan gaan met de voorgestelde waarde zal worden uitgegaan van
de betaalde koopsom.
De economische verkrijging heeft plaats gevonden op 1 oktober 1996.
De aangifte overdrachtsbelasting kunt u met de al of niet akkoord-verklaring meezenden.
Naar ik heb begrepen gaat M NV niet akkoord met de heffing van overdrachtsbelasting.
In dat geval kunt u volstaan met een nihil-aangifte met vermelding waarom geen overdrachtsbelasting wordt betaald.
Naar aanleiding van de nihil-aangifte zal dan een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting zonder verhoging worden opgelegd.
Uitstel van betaling kan dan worden verkregen door indiening van een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag.**
3.20. Op 28 november 1996 heeft belanghebbende aan-gifte voor de overdrachtsbelasting gedaan ter zake van de verkrijging van de economische eigendom van
de kabelnetten van de gemeenten. In de aangifte is primair het standpunt ingenomen dat geen verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2 van de Wet heeft plaatsgevonden en subsidiair dat de waarde daarvan nihil bedraagt.
3.21. Bij brief van 29 november 1996 heeft de ge-machtigde van belanghebbende aan de Inspecteur ge-schreven:
*@A BV heeft mij gevraagd haar verder in deze zaak te vertegenwoordigen.
Hierbij reageer ik op uw brief van 30 oktober 1996 waarvan telefonisch uitstel van beantwoor-ding is gegeven tot 2 december 1996.
Inmiddels is door A BV aangifte gedaan van de overname van de exploitatie van de CAI-installa-ties te C, D, E, H, B, F en G. Voor zover nodig verwijs ik naar deze aangifte en de bij deze aangifte gevoegde kopieen van de op 1 oktober
1996 gesloten zeven overeenkomsten.
Uit de brief van de Staatssecretaris van Finan cien van 4 September 1996 maak ik op dat de Be-lastingdienst zich op het volgende standpunt stelt:
a. Een CA1 installatie bestaande uit de volledige infrastructuur, is een zelfstandige onroerende zaak.
b. Via de overeenkomsten zoals A BV met de zeven gemeenten heeft gesloten verkrijgt A BV
de volledige economische eigendom van deze zeven zaken.
Gesteld dat het voorgaande standpunt juist is gaat A BV er mee akkoord dat de waarde van de voile economische eigendom van de volledige in-frastructuur (onder meer bestaande uit de be-standdelen genoemd op bladzijde 2 van de brief van het Ministerie van Financier-I)en het daarop betrekking hebbende deel van de totale koopsom, gesteld wordt op f 45.000.000,--,
Gesteld dat de economische eigendom gedeeltelijk niet wordt verkregen, of onder aftrek van rechten van de overdragende gemeenten of derden, zal het bedrag overeenkomstig lager worden gesteld.
De overdrachtsbelasting welke uit de zeven over-eenkomsten voortvloeit zal nimmer meer dan 6%van f 45.000.000,--=f 2.700.000,--bedragen.
Het vorenstaande laat uiteraard onverlet de stelling van A BV dat geen overdracht van economische eigendom heeft plaatsgevonden.
Indien u zich met vorenstaande weergave van de afspraak kunt verenigen verzoek ik u beleefd bijgaande kopie van deze brief voor akkoord te tekenen en aan mij terug te zenden."
De Inspecteur heeft deze brief op 4 december 1996 voor akkoord ondertekend en aan de gemachtigde van belanghebbende teruggezonden.
3.22. Op 3 januari 1997 heeft de Inspecteur de bestreden aanslag opgelegd. De Inspecteur heeft deze aanslag in de toelichting daarop als volgt gemotiveerd:
“Op 1 oktober 1996 werd verkregen de economische eigendom van de centrale antenne-inrichting in de C, D, E, H, B, F en G.
De verkregen zaken worden aangemerkt als onroerende zaken waarover overdrachtsbelasting is verschuldigd.
Blijkens een ingediende aangifte overdrachtsbelasting van 28 november 1996 werd geen overdrachtsbelasting betaald.
De waarde van de onroerende zaken is bij compro-mis van 29 november 1996 vastgesteld op
f 45.000.000,=.
Aan overdrachtsbelasting is verschuldigd f 45.000.000,=a 6%=f 2.700.000,=."
4. omschrijving van het geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
5. Standpunt van belanghebbende
Belanghebbende heeft in dit geding uiteindelijk, kort weergegeven, de volgende standpunten ingenomen: a)de overname-overeenkomst houdt niet de civiel-rechtelijke verkrijging in van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.
b)De overname-overeenkomst houdt niet de verkrijging in van de economische eigendom van onroerende zaken of\van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft belanghebbende het aanvankelijk door haar ingenomen standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat onvoldoende duidelijk is wat het belastingobject is, ingetrokken.
6. standpunt van de Inspecteur
De Inspecteur heeft hiertegenover, kort weergegeven, het volgende gesteld:
Uit de parlementaire geschiedenis van het Nieuw Burgerlijk Wetboek kan worden afgeleid dat de wetgever de infrastructuur van een CA1 als een onroerende zaak heeft willen aanmerken. Deze infrastructuur
ligt in dit geval in hoofdzaak in grond die aan de gemeenten in eigendom toebehoort. Voor zover die infrastructuur in grond van particulieren ligt, strekt de eigendom van de gemeenten van de infra-structuur van de CA1 zich via horizontale natrekking tevens uit tot de infrastructuur in grond van particulieren. In de overname-overeenkomst hebben de gemeenten aan belanghebbende de economische eigendom van deze infrastructuur, als deel of onderdeel van de voile eigendom van de grond, verkocht en overgedragen. Deze verkoop en overdracht vormen een verkrijging in de zin van artikel 2 van de Wet.
7. beoordeling van het beroep
7.1. Centraal in dit geding staat de vraag of arti-kel 2, tweede lid, van de Wet, te dezen toepassing dient te vinden. Dit tweede lid bepaalt, kort weergegeven, dat voor de toepassing van de Wet onder verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen, mede wordt begrepen de verkrijging van de economische eigendom.
7.2. Naar het oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking:
(1)tussen partijen is niet in geschil dat de in de overname-overeenkomst omschreven en aan belanghebbende overgedragen infrastructuur van de CA1 hoofd-zakelijk bestaat uit het kabelnet dat in grond is gelegen die eigendom is van de Gemeenten.
(2)Dit brengt mee dat het kabelnet dient te worden aangemerkt als een werk dat duurzaam met deze grond is verbonden in de zin van artikel 3: 3 BW samen met artikel 5: 20 BW. Dit houdt in dat de Gemeenten, als eigenaar van de betrokken grond, tevens eigenaar
zijn van dit kabelnet.
(3)Een relatief gering deel van het kabelnet is gelegen in particuliere grond onder meer om een aansluiting op het kabelnet voor abonnees mogelijk te maken. Door horizontale natrekking omvat de ei-gendom van het kabelnet van de Gemeenten tevens de eigendom van dit relatief geringe deel dat zich in
of onder particuliere grond bevindt.
(4)De aan belanghebbende overgedragen infrastructuur omvat tevens de ontvangststations, versterkers
en verdeelkasten. Het eigendomsrecht van de Gemeenten met betrekking tot het kabelnet strekt zich mede tot dit onderdeel van deze infrastructuur uit. Deze onderdelen vormen een feitelijke en functionele eenheid met het kabelnet. Verder geldt ook hier dat deze onderdelen ten opzichte van het aandeel of de waarde van het kabelnet in de infrastructuur, van relatief geringe betekenis zijn.
(5)Voor zover een ontvangststation, versterker of verdeelkast, niet geplaatst is in, op of aan de eigendommen van de Gemeenten, zoals het kopstation
in de gemeente F, doch in, op of aan een gebouw dat in particuliere eigendom is, doet dit geen afbreuk
aan de eigendomsrechten van de Gemeenten op deze onderdelen van de infrastructuur. Naar uit de onweersproken stellingen van belanghebbende kan worden afgeleid is een ontvangststation, versterker of verdeelkast, op relatief eenvoudige wijze te vervangen of te verwijderen van de zaak waaraan deze onderdelen zijn bevestigd. Bovendien kan uit de hiervoor onder 3.13. bedoelde overeenkomsten met betrekking tot het gebruik van een kopstation op de betrokken gebouwen worden afgeleid dat het niet de bedoeling van deze contractspartijen is om het kopstation in eigendom aan de eigenaar van het gebouw over te dragen doch, integendeel, dat de eigendom van het kopstation bij de Gemeenten zou blijven.
7.3. Uit de voorgaande rechtsoverwegingen vloeit voort dat de verkrijging door belanghebbende van de economische eigendom van de infrastructuur van de CA1 een verkrijging is in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet, zodat de Inspecteur deze verkrijging terecht heeft belast. Uit deze rechtsoverwegingen vloeit tevens voort dat geen van de onderdelen van de infrastructuur van deze verkrijging is uitgezonderd.
De door belanghebbende naar voren gebrachte stellingen voor zover die uitgaan van een andere rechtsopvatting, stuiten op voormelde oordelen af.
7.4. De stelling van de Inspecteur dat de overeenkomsten, vergunningen en ontheffingen onlosmakelijk aan de overgenomen infrastructuur zijn verbonden en dat daaraan geen afzonderlijke waarde toekomt,
dient te worden verworpen. Niet valt in te zien dat de exploitatie van een kabelnet niet kan worden losgekoppeld van de eigendom en het beheer alsmede de exploitatie van de infrastructuur daarvan, zoals ook de eigendom, het beheer en de exploitatie van een spoorwegnet kan worden losgekoppeld van de exploitatie van de treindiensten. Hieruit volgt dat deze beide vormen van exploitatie ook in verschillende handen kunnen liggen, hetgeen een splitsing van de door belanghebbende betaalde tegenprestatie in een, kort weergegeven, materieel deel in de vorm van de infrastructuur, en in een immaterieel deel, in de vorm van de betrokken machtigingen, vergunningen en ontheffingen en dergelijke, rechtvaardigt. Nu alleen de overdracht van de economische eigendom van de infrastructuur als verkrijging in de zin van artikel 2, tweede lid van de Wet kan worden aangemerkt, dient de heffingsgrondslag van de naheffingsaanslag zich ook te beperken tot de waarde van die infrastructuur, dan we1 tot dat deel van de door belanghebbende betaalde prijs dat daarop betrekking heeft.
7.5. Blijkens de hiervoor onder 3.21 geciteerde brief van 29 november 1996 hebben partijen overeenstemming over de waarde van de infrastructuur en daarmee de heffingsgrondslag bereikt, te weten f 45 mio.
7.6. De voorgaande rechtsoverwegingen brengen het hof tot de volgende slotsom. De Inspecteur heeft de verkrijging door belanghebbende van de economische eigendom van de infrastructuur van de CA1 terecht belast naar een heffingsgrondslag van f 45 mio. De bestreden uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
8. proceskosten
Nu het beroep van belanghebbende ongegrond is, acht het hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.
9 Beslissing
Het gerechtshof:
-bevestigt de bestreden uitspraak;
Deze uitspraak is op 2 maart 2000 vastgesteld door mrs. Vierhout, Van Knobelsdorff en Van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van de Vijver, en op die datum in het open-baar uitgesproken.
op het beroep van X BV (voorheen A BV)te 2 tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst, betreffende de hierna vermelde aanslag.
1.Naheffinasaanslag en bezwaar
1.1. Blijkens aanslagbiljet, gedagtekend 3 januari 1997, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd in verband met een verkrijging in de zin van artikel 2 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (de Wet)op 1 oktober 1996. De nageheven enkelvoudige belasting beloopt f 2.700.000,=.
1.2. De naheffingsaanslag is, na daartegen door be-langhebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van voormelde uitspraak in beroep gekomen bij het hof. In verband daarmee is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van f 80,=. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van het hof van 9 december 1999. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en bijstand en de Inspecteur en bijstand.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan we1 door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. de gemeenten B, C, D, E, F., G en H (de Gemeen-ten)hebben voorheen in eigen beheer een zogenoemde centrale antenne inrichting (CAI)geexploiteerd.
3.2. Op grond van een document, getiteld 1Y7erkoopdocument Zeven Zuidhollandse CAI-bedrijven" van 13 juli 1995, hebben de Gemeenten met belanghebbende onderhandelingen gevoerd omtrent de overname van de door hen geexploiteerde CAI.
3.3. In november 1995 hebben de Gemeenten met be-langhebbende in een zogenoemde letter of intent de hoofdpunten voor een door hen te sluiten overeen-komst omtrent deze overname vastgelegd.
3.4. Bij schriftelijke overeenkomst van 1 oktober 1996, getiteld llOvername-overeenkomstll hebben de Gemeenten de door hen geexploiteerde CA1 verkocht voor en overgedragen tegen een koopsom van in totaal f 93.649.950,=aan de rechtsvoorganger van belang-hebbende, A BV. (A BV).
3.5. In de overname-overeenkomst zijn de tot de CA1 behorende activa omschreven en gesplitst in, kort weergegeven, alle componenten van de infrastructuur van de CA1 alsmede de nader in een bijlage gespecificeerde activa (waaronder (on)roerend goed tot en met 1987 en uitbreiding kabelnet vanaf 1988), en de volledige administratie (inclusief alle tekeningen, (computer)bestanden en gearchiveerde bescheiden).
3.6. Naast voormelde activa zijn in de overname-overeenkomst nader aangeduide "overeenkomsten", machtigingen, vergunningen, ontheffingen, toestem-mingen en dergelijke, voor zover rechtens mogelijk, aan A BV overgedragen.
3.7. Met betrekking tot de levering van voormelde activa is in artikel 5.1, letter b, van de overname-overeenkomst bepaald dat, kort weergegeven, de roe-rende lichamelijke zaken door bezitsoverdracht worden geleverd en voorts:
"De Activa die niet kunnen worden geleverd 10s van zaken waarvan zij deel uit maken (waaronder be-grepen zaken die niet aan KOPER in eigendom wor-den overgedragen)worden per de Overnamedatum slechts economisch geleverd. VERKOPER verleent hierbij onherroepelijke volmacht aan KOPER om desgewenst de levering van de juridische eigen-dom van deze Activa danwel de vestiging van beperkt zakelijke rechten terzake van deze Activa om niet te bewerkstelligen en al datgene te (doen)verrichten wat terzake vereist mocht zijn. De hiermee gepaard gaande (notariele)kosten komen voor rekening van KOPER."
3.8. Voorts is in de overname-overeenkomst onder "vrijwaring" in artikel 7.4 bepaald:
llVERKOPER heeft de vrije en onbezwaarde eigen-
dom van alle Activa en staat ervoor in dat KOPER de vrije beschikking krijgt over de componenten van de infrastructuur van de CAI. Met betrekking tot de componenten van de infrastructuur van de CA1 die zich in of op de onroerende zaken van derden bevinden is VERKOPER beperkt gerechtigde, dan we1 heeft zij toestemming van deze derden om bedoelde componenten aldaar te houden en te ge-bruiken."
3.9. Verder is in de overname-overeenkomst in arti-kel 9.1. bepaald dat de overige tussen partijen gemaakte afspraken in het kader van de overname van de CA1 door A BV zijn vastgelegd in een bij de over-name-overeenkomst behorende en aangehechte *'infrastructuur-en exploitatie-overeenkomst**.
3.10. In deze infrastructuur-en exploitatie-over-eenkomst (de exploitatie-overeenkomst)is de infra-structuur omschreven als: de kabelgebonden telecom-municatie-infrastructuur waaronder begrepen het ontvangststation die transport mogelijk maakt van signalen tussen gedefinieerde netwerkaansluitpunten via kabels en kabelwerken.
3.11. Voorts is in de exploitatie-overeenkomst onder **Exploitatie'*(artikel 2)onder meer bepaald:
**In het kader van de Overname-overeenkomst heeft de GEMEENTE de Infrastructuur verkocht en over-gedragen aan A BV. De GEMEENTE verleent hierbij om niet aan A BV het exclusieve recht tot het aanleggen, aanbrengen, wijzigen, vervangen, uitbreiden, in stand houden, exploiteren, onder-houden en verwijderen van (onderdelen van)de Infrastructuur, en tot het verrichten van alle andere handelingen in het kader van de exploita-tie van de CAI, inclusief de koppeling met de telecommunicatie-infrastructuur in andere ge-meenten, de levering van Nieuwe diensten en de gebruikmaking van openbare grond indien derden weigeren mee te werken aan het vestigen c. q. overdragen van zakelijk(e)recht(en)of de (componenten van de)Infrastructuur niet gedogen. Een en ander laat onverlet dat de GEMEENTE publiekrechtelijk op grond van hogere regelgeving van dwingend recht dan we1 dwingende regelgeving van planologische aard kan worden betrokken bij een concurrerend initiatief van derden. De exclusiviteit geldt voor de duur van 12,5 jaar, te rekenen vanaf de Overnamedatum." en onder **Aanleg en onderhoud**(artikel 3)onder meer:
**Alle door A BV in openbare grond aan te leggen onderdelen van de Infrastructuur zullen eigendom zijn en blijven van A BV. Voorzover door natrekken of anderszins deze eigendom teloor mocht gaan zal A BV geacht worden economisch eigenaar te zijn.**
3.12. Het tot de CA1 behorende ontvangststation (kopstation)bestaat uit antennes, schotels, schakelapparatuur en verbindende kabels. In dit kopsta-tion worden de televisie-en radiosignalen opgenomen.
3.13. In de gemeente B is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van I.
In de gemeente C is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van J.
In de gemeente D is het kopstation eveneens gesitu-eerd op het dak van een flatgebouw.
In de gemeente E is het kopstation gesitueerd op het dak van een flatgebouw van K.
In de gemeente F bestaat het kopstation uit een antennemast van ongeveer 80 meter hoogte. Deze mast bevindt zich op een perceel in eigendom van deze gemeente.
In de gemeente G worden de programma's aangevoerd vanuit het kopstation in F via een directe kabelver-binding.
In de gemeente H worden satellietprogramma's ontvan-gen door een kopstation dat is ondergebracht in het dorpshuis van de kern P, terwijl de zogenoemde aard-se programma's worden aangevoerd vanuit het kopsta-tion te F naar het kopstation in P via een directe kabelverbinding. In het kopstation te P vindt een omzetting plaats naar de transportfrequenties voor het kabelnet in H.
De gemeenten hebben met de meeste van voormelde eigenaren van de betrokken flatgebouwen een overeen-komst gesloten met betrekking tot het gebruik van
een kopstation op deze gebouwen.
3.14. Het in het kopstation ontvangen signaal wordt via het kabelnet doorgeleid naar de ontvangers van het signaal. Dit kabelnet bestaat uit kabels, versterkers en verdeelkasten. Een versterker bestaat uit een kast van ongeveer een meter hoogte, waar de kabel doorheen loopt en waarin het signaal wordt versterkt en verdeeld. De verdeelkasten verschillen uiterlijk weinig van deze versterkers. In de verdeelkast wordt een inkomende kabel vertakt. De kabelaansluitingen in de versterkers en de verdeelkasten kunnen vrij eenvoudig worden losgekoppeld.
3.15. De kabels liggen vrijwel geheel onder de grond. Voor veruit het grootste deel ligt dit kabelnet in grond die eigendom is van de gemeenten.
3.16. Voor een individuele abonnee op de levering van signalen via de CA1 gelden algemene voorwaarden als onderdeel van een zogenoemde aansluitovereenkomst. In deze algemene voorwaarden is onder meer opgenomen dat de aanvrager die geen eigenaar van het betrokken perceel is, ervoor instaat dat de eigenaar van het perceel instemt met de aanleg van de installatie. Verder is in deze algemene voorwaarden onder meer opgenomen dat de abonnee toestaat dat in, op of aan zijn perceel, kabels, apparatuur en de eventueel daarvoor benodigde kasten worden gelegd, geplaatst
of gehouden, ten behoeve van andere aansluitingen op de CAI.
3.17. Op 18 September 1996 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de Inspecteur en vertegenwoordigers van belanghebbende omtrent de overname door belanghebbende van de CAI van de Gemeenten. In die bespreking heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat de over te nemen kabelnetten als een onroerende zaak in de zin van artikel 2 van de Wet zouden worden aangemerkt. Het overleg omtrent de waarde van de kabelnetten heeft toen niet tot overeenstemming daarover geleid.
3.18. Bij brief van 11 oktober 1996 heeft notaris L namens belanghebbende omtrent de waardebepaling van de kabelnetten aan de Inspecteur geschreven:
*'Ik refereer aan Uw schrijven van 27 September jl. betreffende de waardebepaling van de infrastrucduur behorende tot de kabelnetten welke M NV van zeven gemeente heeft overgenomen.
M NV heeft van de zeven gemeenten een aantal vermogensbestanddelen gekocht, te weten:
-de volledige administratie, computerbestanden etc.:
-een aantal overeenkomsten waarvan de belang-rijkste zijn de overeenkomsten met abonnees;
-de,. vergunningen;
-de infrastructuur zijnde kabels en verdeelkasten.
De veruit belangrijkste component hiervan betreft de vergunningen. Met de vergunningen koopt M NV
de verdien-capaciteit voor de toekomst.
Zoals ik in onze bespreking van 18 September jl. uiteenzette, betreft dit niet alleen de mogelijkheid om televisie-signalen door te geven, maar met name de toekomstige mogelijkheid om de kabels voor telefonie te gebruiken.
De infrastructuur is slechts Ben van de onderde-len van hetgeen wordt gekocht. Weliswaar belang-rijk, maar in geen enkel opzicht uniek. M NV kan zichzelf niet een vergunning verschaffen.
In de overeenkomst is geen onderverdeling ge-maakt. Uit vorenstaande moge evenwel duidelijk zijn, dat M NV niet bereid was voor de infrastructuur meer te betalen dan de werkelijke waarde. Om die reden heb ik in onze bespreking getracht te komen tot een waardering van de huidige infrastructuur. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat de tegenprestatie gelijk is aan de waarde, is met deze waardering de grondslag gevonden voor de heffing.
Wij zijn eens dat een taxatie een onmogelijke zaak is. Het bedrag van NLG 45.000.000,--dat door u genoemd is, zoals u mij liet weten, dan ook niet meer dan een uitgangspunt voor verdere onderhandelingen over de waarde. Ik heb getracht een wijze van berekening te vin-den, waarmee de werkelijke waarde van het net op dit moment wordt benaderd. Een geheel nieuw net zou op dit moment NLG l. OOO,--per aansluiting, ofwel NLG 82.000.000,--kosten. Een deel van het gekochte net is onbruikbaar om een rendabele exploitatie voort zetten. te Dit betreft de bui-tenring (met daarbijbehorende verdeelkasten) welke vervangen dient te worden door glasvezel.
De daarmee gemoeide investering bedraagt NLG 42.000.000,--. Aan het bruikbare deel van het net dat door M NV wordt gekocht kan derhalve een nieuwwaarde van NLG 40.000.000,--worden toege-kend. Uitgaande van een afschrijvingstermijn van 15 jaar, welke termijn binnen deze branche de gebruikelijke is, zou vervolgens bepaald moeten worden wat de tweedehandswaarde van het bruikbare deel van het net op dit moment is. Op bijgevoegde bijlage is dit zo nauwkeurig mogelijk geschied.
De berekening is gemaakt per gemeente en per investering die in ieder van de netten gedaan is. Uit de bijlage volgt een actuele waarde van NLG 15.933.000,--.
Mijn voorstel is, dat wij uitgaan van deze werkelijke waarde van het net die gebaseerd is op de aangevoerde gronden en de cijfermatige onderbouwing in de bijlage.
Gaarne verneem ik of U met dit voorstel kunt instemmen. Overigens doe ik dit voorstel onder voorbehoud van alle rechten van mijn client zoals ook noodzakelijk afgesproken in het gesprek met U op 18 September jl.**
3.19. Hierop heeft de Inspecteur bij brief van 30 oktober 1996 aan notaris L geschreven:
**In antwoord op uw schrijven van 11 oktober 1996 betreffende M NV deel ik u mede dat met uw voor-stel voor het bepalen van de waarde van het over-genomen net op f 15.933.000,=niet akkoord wordt gegaan.
De investering is de koopsom plus nieuwe investe-ring in totaal ongeveer f 130.000.000,=. De verandering in het bestaand netwerk zijn begrepen in de koopsom. Met een afschrijving kan niet nog
eens rekening worden gehouden.
In de aan u op 27 September 1996 voorgestelde waarde van f 45.000.000,=zal dan ook geen wijzi-ging worden gebracht.
Ik verzoek u om mij binnen drie weken na heden te willen berichten of belanghebbende met de voorgestelde waarde alsnog akkoord kan gaan.
Indien belanghebbende niet akkoord kan gaan met de voorgestelde waarde zal worden uitgegaan van
de betaalde koopsom.
De economische verkrijging heeft plaats gevonden op 1 oktober 1996.
De aangifte overdrachtsbelasting kunt u met de al of niet akkoord-verklaring meezenden.
Naar ik heb begrepen gaat M NV niet akkoord met de heffing van overdrachtsbelasting.
In dat geval kunt u volstaan met een nihil-aangifte met vermelding waarom geen overdrachtsbelasting wordt betaald.
Naar aanleiding van de nihil-aangifte zal dan een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting zonder verhoging worden opgelegd.
Uitstel van betaling kan dan worden verkregen door indiening van een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag.**
3.20. Op 28 november 1996 heeft belanghebbende aan-gifte voor de overdrachtsbelasting gedaan ter zake van de verkrijging van de economische eigendom van
de kabelnetten van de gemeenten. In de aangifte is primair het standpunt ingenomen dat geen verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2 van de Wet heeft plaatsgevonden en subsidiair dat de waarde daarvan nihil bedraagt.
3.21. Bij brief van 29 november 1996 heeft de ge-machtigde van belanghebbende aan de Inspecteur ge-schreven:
*@A BV heeft mij gevraagd haar verder in deze zaak te vertegenwoordigen.
Hierbij reageer ik op uw brief van 30 oktober 1996 waarvan telefonisch uitstel van beantwoor-ding is gegeven tot 2 december 1996.
Inmiddels is door A BV aangifte gedaan van de overname van de exploitatie van de CAI-installa-ties te C, D, E, H, B, F en G. Voor zover nodig verwijs ik naar deze aangifte en de bij deze aangifte gevoegde kopieen van de op 1 oktober
1996 gesloten zeven overeenkomsten.
Uit de brief van de Staatssecretaris van Finan cien van 4 September 1996 maak ik op dat de Be-lastingdienst zich op het volgende standpunt stelt:
a. Een CA1 installatie bestaande uit de volledige infrastructuur, is een zelfstandige onroerende zaak.
b. Via de overeenkomsten zoals A BV met de zeven gemeenten heeft gesloten verkrijgt A BV
de volledige economische eigendom van deze zeven zaken.
Gesteld dat het voorgaande standpunt juist is gaat A BV er mee akkoord dat de waarde van de voile economische eigendom van de volledige in-frastructuur (onder meer bestaande uit de be-standdelen genoemd op bladzijde 2 van de brief van het Ministerie van Financier-I)en het daarop betrekking hebbende deel van de totale koopsom, gesteld wordt op f 45.000.000,--,
Gesteld dat de economische eigendom gedeeltelijk niet wordt verkregen, of onder aftrek van rechten van de overdragende gemeenten of derden, zal het bedrag overeenkomstig lager worden gesteld.
De overdrachtsbelasting welke uit de zeven over-eenkomsten voortvloeit zal nimmer meer dan 6%van f 45.000.000,--=f 2.700.000,--bedragen.
Het vorenstaande laat uiteraard onverlet de stelling van A BV dat geen overdracht van economische eigendom heeft plaatsgevonden.
Indien u zich met vorenstaande weergave van de afspraak kunt verenigen verzoek ik u beleefd bijgaande kopie van deze brief voor akkoord te tekenen en aan mij terug te zenden."
De Inspecteur heeft deze brief op 4 december 1996 voor akkoord ondertekend en aan de gemachtigde van belanghebbende teruggezonden.
3.22. Op 3 januari 1997 heeft de Inspecteur de bestreden aanslag opgelegd. De Inspecteur heeft deze aanslag in de toelichting daarop als volgt gemotiveerd:
“Op 1 oktober 1996 werd verkregen de economische eigendom van de centrale antenne-inrichting in de C, D, E, H, B, F en G.
De verkregen zaken worden aangemerkt als onroerende zaken waarover overdrachtsbelasting is verschuldigd.
Blijkens een ingediende aangifte overdrachtsbelasting van 28 november 1996 werd geen overdrachtsbelasting betaald.
De waarde van de onroerende zaken is bij compro-mis van 29 november 1996 vastgesteld op
f 45.000.000,=.
Aan overdrachtsbelasting is verschuldigd f 45.000.000,=a 6%=f 2.700.000,=."
4. omschrijving van het geschil
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
5. Standpunt van belanghebbende
Belanghebbende heeft in dit geding uiteindelijk, kort weergegeven, de volgende standpunten ingenomen: a)de overname-overeenkomst houdt niet de civiel-rechtelijke verkrijging in van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.
b)De overname-overeenkomst houdt niet de verkrijging in van de economische eigendom van onroerende zaken of\van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft belanghebbende het aanvankelijk door haar ingenomen standpunt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd omdat onvoldoende duidelijk is wat het belastingobject is, ingetrokken.
6. standpunt van de Inspecteur
De Inspecteur heeft hiertegenover, kort weergegeven, het volgende gesteld:
Uit de parlementaire geschiedenis van het Nieuw Burgerlijk Wetboek kan worden afgeleid dat de wetgever de infrastructuur van een CA1 als een onroerende zaak heeft willen aanmerken. Deze infrastructuur
ligt in dit geval in hoofdzaak in grond die aan de gemeenten in eigendom toebehoort. Voor zover die infrastructuur in grond van particulieren ligt, strekt de eigendom van de gemeenten van de infra-structuur van de CA1 zich via horizontale natrekking tevens uit tot de infrastructuur in grond van particulieren. In de overname-overeenkomst hebben de gemeenten aan belanghebbende de economische eigendom van deze infrastructuur, als deel of onderdeel van de voile eigendom van de grond, verkocht en overgedragen. Deze verkoop en overdracht vormen een verkrijging in de zin van artikel 2 van de Wet.
7. beoordeling van het beroep
7.1. Centraal in dit geding staat de vraag of arti-kel 2, tweede lid, van de Wet, te dezen toepassing dient te vinden. Dit tweede lid bepaalt, kort weergegeven, dat voor de toepassing van de Wet onder verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen, mede wordt begrepen de verkrijging van de economische eigendom.
7.2. Naar het oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking:
(1)tussen partijen is niet in geschil dat de in de overname-overeenkomst omschreven en aan belanghebbende overgedragen infrastructuur van de CA1 hoofd-zakelijk bestaat uit het kabelnet dat in grond is gelegen die eigendom is van de Gemeenten.
(2)Dit brengt mee dat het kabelnet dient te worden aangemerkt als een werk dat duurzaam met deze grond is verbonden in de zin van artikel 3: 3 BW samen met artikel 5: 20 BW. Dit houdt in dat de Gemeenten, als eigenaar van de betrokken grond, tevens eigenaar
zijn van dit kabelnet.
(3)Een relatief gering deel van het kabelnet is gelegen in particuliere grond onder meer om een aansluiting op het kabelnet voor abonnees mogelijk te maken. Door horizontale natrekking omvat de ei-gendom van het kabelnet van de Gemeenten tevens de eigendom van dit relatief geringe deel dat zich in
of onder particuliere grond bevindt.
(4)De aan belanghebbende overgedragen infrastructuur omvat tevens de ontvangststations, versterkers
en verdeelkasten. Het eigendomsrecht van de Gemeenten met betrekking tot het kabelnet strekt zich mede tot dit onderdeel van deze infrastructuur uit. Deze onderdelen vormen een feitelijke en functionele eenheid met het kabelnet. Verder geldt ook hier dat deze onderdelen ten opzichte van het aandeel of de waarde van het kabelnet in de infrastructuur, van relatief geringe betekenis zijn.
(5)Voor zover een ontvangststation, versterker of verdeelkast, niet geplaatst is in, op of aan de eigendommen van de Gemeenten, zoals het kopstation
in de gemeente F, doch in, op of aan een gebouw dat in particuliere eigendom is, doet dit geen afbreuk
aan de eigendomsrechten van de Gemeenten op deze onderdelen van de infrastructuur. Naar uit de onweersproken stellingen van belanghebbende kan worden afgeleid is een ontvangststation, versterker of verdeelkast, op relatief eenvoudige wijze te vervangen of te verwijderen van de zaak waaraan deze onderdelen zijn bevestigd. Bovendien kan uit de hiervoor onder 3.13. bedoelde overeenkomsten met betrekking tot het gebruik van een kopstation op de betrokken gebouwen worden afgeleid dat het niet de bedoeling van deze contractspartijen is om het kopstation in eigendom aan de eigenaar van het gebouw over te dragen doch, integendeel, dat de eigendom van het kopstation bij de Gemeenten zou blijven.
7.3. Uit de voorgaande rechtsoverwegingen vloeit voort dat de verkrijging door belanghebbende van de economische eigendom van de infrastructuur van de CA1 een verkrijging is in de zin van artikel 2, tweede lid, van de Wet, zodat de Inspecteur deze verkrijging terecht heeft belast. Uit deze rechtsoverwegingen vloeit tevens voort dat geen van de onderdelen van de infrastructuur van deze verkrijging is uitgezonderd.
De door belanghebbende naar voren gebrachte stellingen voor zover die uitgaan van een andere rechtsopvatting, stuiten op voormelde oordelen af.
7.4. De stelling van de Inspecteur dat de overeenkomsten, vergunningen en ontheffingen onlosmakelijk aan de overgenomen infrastructuur zijn verbonden en dat daaraan geen afzonderlijke waarde toekomt,
dient te worden verworpen. Niet valt in te zien dat de exploitatie van een kabelnet niet kan worden losgekoppeld van de eigendom en het beheer alsmede de exploitatie van de infrastructuur daarvan, zoals ook de eigendom, het beheer en de exploitatie van een spoorwegnet kan worden losgekoppeld van de exploitatie van de treindiensten. Hieruit volgt dat deze beide vormen van exploitatie ook in verschillende handen kunnen liggen, hetgeen een splitsing van de door belanghebbende betaalde tegenprestatie in een, kort weergegeven, materieel deel in de vorm van de infrastructuur, en in een immaterieel deel, in de vorm van de betrokken machtigingen, vergunningen en ontheffingen en dergelijke, rechtvaardigt. Nu alleen de overdracht van de economische eigendom van de infrastructuur als verkrijging in de zin van artikel 2, tweede lid van de Wet kan worden aangemerkt, dient de heffingsgrondslag van de naheffingsaanslag zich ook te beperken tot de waarde van die infrastructuur, dan we1 tot dat deel van de door belanghebbende betaalde prijs dat daarop betrekking heeft.
7.5. Blijkens de hiervoor onder 3.21 geciteerde brief van 29 november 1996 hebben partijen overeenstemming over de waarde van de infrastructuur en daarmee de heffingsgrondslag bereikt, te weten f 45 mio.
7.6. De voorgaande rechtsoverwegingen brengen het hof tot de volgende slotsom. De Inspecteur heeft de verkrijging door belanghebbende van de economische eigendom van de infrastructuur van de CA1 terecht belast naar een heffingsgrondslag van f 45 mio. De bestreden uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
8. proceskosten
Nu het beroep van belanghebbende ongegrond is, acht het hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.
9 Beslissing
Het gerechtshof:
-bevestigt de bestreden uitspraak;
Deze uitspraak is op 2 maart 2000 vastgesteld door mrs. Vierhout, Van Knobelsdorff en Van den Steenhoven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van de Vijver, en op die datum in het open-baar uitgesproken.
Metadata
Rubriek(en)
OverigInstantie
Hof Den HaagDatum instantie
2 maart 2000Rolnummer
98.3135